Meedoen - Centraal Orgaan opvang asielzoekers

0 downloads 139 Views 4MB Size Report
61. 5.4 Begeleiding uit sociaal netwerk. 64. 5.5 Conclusies begeleiding. 64 ..... de Nederlandse samenleving participere
Meedoen Een onderzoek naar participatie, welbevinden en begeleiding van hervestigde vluchtelingen

Auteurs

Drs. Nicolien Rengers – projectleider Peter Geerlings, MA – stafmedewerker Drs. Ruthy Cortooms – communicatieadviseur

Met medewerking van Anabel Botman

Anne Oosterbaan Femke van der Werf

Contactgegevens

Centraal Orgaan opvang asielzoekers Postbus 3002 2280 ME Rijswijk T (088) 715 7000 www.coa.nl

Fotografie Cover, p.42, p.71 foto rechtsonder: Karijn Kakebeeke, De Vluchtelingenjackpot 2011, ISBN 9789460830389 Overige foto’s: COA-medewerkers

Design

Ontwerpwerk, Den Haag

Datum

Juni 2015 B

Meedoen

Een onderzoek naar participatie, welbevinden en begeleiding van hervestigde vluchtelingen

Inhoud Voorwoord

4

Mijn naam is George

7

Management­samenvatting

8

1

Inleiding

15

1.1

Het ketenbrede hervestigingproces

15

1.2

Het onderzoek

20

2 Hervestigde vluchtelingen in beeld

25

2.1

26

Herkomst- en toevluchtslanden

2.2 Aankomstjaren

28

2.3

28

Situatie in Nederland

3 Maatschappelijke participatie

31

3.1

32

Economische participatie

3.2 Schoolgang kinderen

38

3.3

38

Sociaal culturele participatie

4 Welbevinden

43

4.1

43

Lichamelijke gezondheid

4.2 Geluks- en thuisgevoel

44

4.3 Ervaren discriminatie

45

4.4 Stress

46

4.5 Houding tegenover Nederland

46

4.6 Rapportcijfer over Nederland

49

4.7 Conclusie

50

5

Begeleiding

53

5.1

Begeleiding in het toevluchtland

53

5.2 Begeleiding in Nederland

56

5.3

61

Begeleidende instanties aan het woord

5.4 Begeleiding uit sociaal netwerk

64

5.5

64

Conclusies begeleiding

Geraadpleegde bronnen

68

Literatuur

68

Websites

69

Bijlagen

72

A Studentenlijst

72

B Steekproef landen van herkomst

73

C Participatieplicht en –ontheffing

74

D Vrijwilligerswerk

74

E Stellingen over de relatie met Nederland

75

F Toelichting rapportcijfer leven in Nederland

76

G Geïnterviewde begeleidende instanties

77

H Afkortingenoverzicht

79

Voorwoord Maatschappelijke participatie Voor u ligt het rapport ‘Meedoen. Een onderzoek naar participatie, welbevinden en

begeleiding van hervestigde vluchtelingen’. Met dit rapport levert het Centraal Orgaan opvang asielzoekers een bijdrage aan de kennis en inzichten over hervestigde vluchtelingen in Nederland.

Binnen het hervestigingsproces hebben naast het COA meerdere organisaties een

belangrijke rol. De samenwerking met onze ketenpartners is de sleutel voor succes.

Wij kijken naar mogelijkheden voor verbetering, waar het onze verantwoordelijkheden en bijdragen aan succesvolle samenwerking betreft. Het COA vervult al jaren een

centrale rol in het hervestigen van vluchtelingen naar Nederland. Hierbij gaan wij uit van de kracht en mogelijkheden van hervestigde vluchtelingen. De focus ligt op eigen

verantwoordelijkheid, ondersteuning, hulp waar nodig, activering en gerichtheid op de toekomst. Het inzetten van hervestigde vluchtelingen als mentor voor nieuwkomers is een voorbeeld van succesvolle samenwerking.

De maatschappelijke participatie van hervestigde vluchtelingen verheugt mij. Velen van hen doen mee in onze maatschappij door het verrichten van vrijwilligerswerk bij onder andere maatschappelijke en zorginstellingen. Een Nederlands fenomeen dat geen

vanzelfsprekendheid is in de landen waar ze vandaan komen. Het is een goede manier

om contact te leggen met andere mensen, de Nederlandse taal te leren en werkervaring

op te doen. Ook het hoge percentage hervestigde vluchtelingen dat aangeeft gelukkig te zijn in Nederland is bemoedigend.

De resultaten van het onderzoek laten zien dat we hervestigde vluchtelingen een goede start geven met de Culturele Oriëntatie-trainingen. De basis om hun leven in Nederland verder op te pakken met, waar nodig, ondersteuning van andere organisaties.

Het onderzoek biedt een schat aan informatie. Tegelijkertijd roepen antwoorden nieuwe vragen op. Hoe gaat het bijvoorbeeld met de kinderen van hervestigde vluchtelingen? Hoe verhouden de data die we hebben verzameld zich tot gegevens op internationaal niveau? Dat vraagt om nader onderzoek.

Verbeterpunten zijn er ook. Dat is positief en biedt ons de gelegenheid om in samen­

werking met andere organisaties initiatieven te nemen, zodat hervestigde vluchtelingen een nog betere start kunnen maken in Nederland. Dat is het doel van onze begeleiding. Gerard Bakker, voorzitter van het bestuur Centraal Orgaan opvang asielzoekers

— — —

4

Eigen leven vormgeven Wanneer ik met een asielzoeker in Nederland spreek, wil ik nog wel eens waarschuwen voor het zwarte gat na het eventueel verkrijgen van een verblijfsvergunning. Het doel, het verkrijgen van een vergunning, is bereikt, maar dan komt de echte uitdaging:

een nieuw leven opstarten en vormgeven. ‘Meedoen’, het rapport over hervestigde

vluchtelingen laat ook zoiets zien. In het rapport is te lezen dat hervestigde vluchtelingen minder gelukkig zijn naarmate ze langer in Nederland verblijven.

Een afnemend gevoel van geluk is begrijpelijk, omdat het besef dat er sprake is van een blijvend gemis in de loop der tijd zal groeien. Zelfs als terugkeer mogelijk is, wordt het terugkeer naar een land dat blijvend veranderd is.

In de inleiding wordt het verhaal van George verteld. Er staat dat hij het doel een

opleiding te gaan volgen, heeft opgegeven. Dat is toch spijtig. Je wilt dat iemand een

toekomst voor zich ziet. Voor George is het welzijn van zijn kinderen, hun mogelijkheden en hun veiligheid in Nederland het belangrijkste in zijn leven. Een herkenbare uitspraak

voor iedere ouder, maar je wilt ook dat de kinderen niet de enigen zijn op wie de hoop is gevestigd. Dat legt zo’n druk op de kinderen. Kinderen vormen ongetwijfeld voor veel vluchtelingen het anker om houvast te hebben in een nieuwe omgeving, een nieuwe

maatschappij, maar het wringt: mensen moeten hun eigen leven vorm kunnen geven. Het onderzoek naar factoren die het leven van hervestigde vluchtelingen positief kunnen beïnvloeden is uitermate nuttig. Het rapport bevat in ieder geval voor mij een verras-

sende bevinding. Ik had bijvoorbeeld niet verwacht dat veel geïnterviewden aangeven dat opvang in een kleine gemeente beter is omdat daar meer sociale cohesie is.

Het inzetten van hervestigde vluchtelingen als mentor, zowel tijdens de voorbereiding van te hervestigen vluchtelingen op hun vertrek naar Nederland als tijdens de eerste

fase van hun leven in Nederland, wordt, zoals het rapport laat zien, erg gewaardeerd.

Deze inzet van hervestigde vluchtelingen in de culturele oriëntatiefase, verzorgd door

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, is uniek in de wereld en andere staten zouden dit voorbeeld kunnen volgen.

Na het rapport te hebben gelezen ben ik wel benieuwd hoe het de kinderen vergaat. Een vervolgrapport lijkt wenselijk.

Tot slot, het hervestigingbeleid is er om een duurzame oplossing te vinden voor mensen

die in nood verkeren. Het is prettig om te lezen dat 71% van de hervestigde vluchtelingen zich gelukkig voelt. Nederland doet het best goed als hervestigingland. René Bruin, Head of Office UNHCR Nederland

5

— — —

— — —

6

Mijn naam is George In het centrum van de gemeente Oldenzaal in Overijssel loopt in de winkelstraat, vlakbij het gemeentehuis, een man. Hij stelt zich in goed Nederlands voor: “Mijn naam is

George.” George is een Irakese christelijke man van 38 jaar die ongeveer vier jaar in

Nederland is. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen, een zoon van elf en een dochter van negen.

Na de turbulente overgang van het leven in het Midden-Oosten naar Nederland, eerst in asiel­zoekerscentrum (azc) Amersfoort en vervolgens de gemeente Oldenzaal, doorstond

hij een periode waarin hij zich vaak ongelukkig voelde. De buurtgenoten in de gemeente waren weliswaar vriendelijk, maar de contacten niet zo intiem zoals hij in Irak en zelfs in toevluchtsland Libanon gewend was. Hij miste de nabijheid van zijn familie en naaste vrienden.

Het duurde een aantal maanden voordat George aan een inburgeringscursus kon meedoen. Hij is ondertussen geslaagd en bereidt zich voor op zijn staatsexamen.

Daarnaast is hij op zoek naar werk, maar dat blijkt erg lastig. Zo is zijn diploma minder waard in Nederland en beheerst hij de Nederlandse taal nog niet voldoende. Hij heeft het doel een opleiding te gaan volgen opgegeven.

George oriënteert zich op zowel Nederland maar ook nog sterk op zijn herkomstland

Irak. Hij skypt iedere week met zijn ouders in Irak, al was dat voorheen haast iedere dag. Hij voelt zich thuis in Nederland maar soms ook een buitenstaander. Toen hij hier net

aankwam had hij de intentie weer terug te keren naar Irak, mocht de situatie het daar toelaten. Inmiddels speelt die gedachte een stuk minder. Op straat heeft iemand wel

eens iets tegen hem gezegd dat hij opvatte als een discriminerende opmerking. Over het algemeen ziet hij zichzelf nog steeds als Irakees, maar hij merkt dat de identificatie als Nederlander door de jaren heen toeneemt. Met voetbal is hij fervent supporter van Oranje.

George doet vrijwilligerswerk, al had hij niet meteen door dat het zo omschreven wordt.

Hij traint iedere woensdagavond jonge voetballers van de C3 van het team van zijn zoon. Met andere Irakezen gaat hij tweemaal in maand naar een Arabische kerkdienst. Hij kent veel andere vluchtelingen, Irakezen maar ook mensen uit Eritrea. George zoekt niet veel contact met personen met een andere nationaliteit.

De kinderen van George doen het goed op school. Ze spreken nagenoeg vloeiend Nederlands en alleen zijn zoon, de oudste van de kinderen, heeft na aankomst in

Nederland een jaar onderwijs verloren. Zijn kinderen hebben genoeg Nederlandse vriendjes. Voor George zijn hun welzijn, hun mogelijkheden en hun veiligheid in Nederland het belangrijkste in zijn leven.

Als je George zou vragen een rapportcijfer te geven van zijn leven in Nederland, dan zou

hij beleefd een cijfer tussen de 7,5 en 8 geven. Nadere kennismaking met George wijst uit dat hij op basis van het onderzoek Meedoen de gemiddelde hervestigde vluchteling is.

7

— — —

Management­ samenvatting Hervestiging

Nederland kent sinds 1977 het hervestigingsbeleid.1 In het kader daarvan worden jaarlijks

500 vluchtelingen geselecteerd die een nieuwe start in Nederland kunnen maken. Zij zijn gevlucht uit hun moederland en verblijven in een van de buurlanden. Door de United

Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) zijn ze erkend als vluchteling en aan Nederland voor hervestiging voorgedragen.

In een gezamenlijk besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) worden de vluchtelingen geselecteerd. Ten

behoeve van de selectie maakt het COA een integratieprofiel van de kandidaten. Het COA bereidt de geselecteerde vluchtelingen voor op hun overkomst naar en een succesvolle

participatie in Nederland. Van 2005 tot en met 2010 ontving het COA hen na aankomst in Nederland in asielzoekerscentrum (azc) Amersfoort. Sinds 2011 worden de hervestigde

vluchtelingen na aankomst rechtstreeks in een gemeente gehuisvest. De voorbereiding op vertrek naar Nederland, die het COA de hervestigde vluchtelingen biedt in de vorm

van Culturele Oriëntatie (CO)-trainingen, is sindsdien geïntensiveerd. In 2013 heeft het

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek gedaan naar de

uitvoering van deze beleidswijziging.2 Daarin wordt geconcludeerd dat het proces van

directe plaatsing in een gemeente over het algemeen goed verloopt. Om de activiteiten in het hervestigingproces verder te verbeteren heeft het COA onderzoek verricht onder hervestigde vluchtelingen en contactpersonen van begeleidende organisaties. Het onderzoek

In 2014 onderzocht het COA hoe het met hervestigde vluchtelingen in Nederland gaat. Daarvoor zijn 154 volwassen hervestigde vluchtelingen en 30 contactpersonen van

begeleidende organisaties geïnterviewd. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking

met 12 studenten van de universiteiten Utrecht, Leiden en Amsterdam.3 De hoofdvragen zijn: Hoe participeren hervestigde vluchtelingen in Nederland en wat kan het COA in het

licht van zijn taken op het terrein van hervestiging van hen leren? Het onderzoek heeft de volgende bevindingen en aanbevelingen opgeleverd. Economische participatie

72% van de respondenten is economisch participerend, zoals het Ministerie van Sociale

Zaken en Werkgelegenheid het omschrijft.4 Hiermee wordt naast het hebben van werk,

ook het voorbereiden op werk door middel van een inburgeringprogramma en/of een

1

WODC, uitgenodigde vluchtelingen, Beleid en maatschappelijke positie in nationaal en internationaal perspectief, 2008.

2 WODC, Directe plaatsing in gemeenten van hervestigde vluchtelingen, Een onderzoek naar de impact van het gewijzigde beleid, 2013. 3 Zie bijlage A: Studentenlijst. 4 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nieuw-in-nederland/inburgering-en-integratie-van-nieuwkomers (bezocht op 22-1-2015).

— — —

8

opleiding bedoeld.5 30% van de hervestigde vluchtelingen volgt inburgeringlessen of

bereidt zich voor op het staatsexamen. 23% heeft werk. 19%, meestal jongvolwassenen, volgt een opleiding.

Nader gespecificeerd blijkt dat 23,4% van de respondenten met participatieplicht werk heeft, waarbij geldt: hoe langer in Nederland hoe groter de kans op werk. Dat betekent

dat van de respondenten die het langst (7 tot 9 jaar) in Nederland zijn, 47% een betaalde baan heeft. Vrouwen hebben minder vaak werk dan mannen. Uit onderzoek van

VluchtelingenWerk Nederland6 blijkt dat 46% van de vluchtelingen in Nederland werk

heeft. Echter, een deel van het onderzoekscohort van de IntegratieBarometer van VluchtelingenWerk verblijft langer dan negen jaar in Nederland.

Ook internationaal onderzoek laat zien dat de arbeidsmarktpositie van hervestigde

vluchtelingen aanvankelijk laag is en in de meeste landen na een langere verblijfsduur verbetert. Van 63 kinderen is in kaart gebracht naar welke scholen ze gaan: driekwart volgt basisonderwijs.

Aanbevelingen:

Al in gang gezet:

• Het COA breidt de module Werk uit. Deze module, die in de CO-trainingen aangeboden wordt aan de hervestigde vluchtelingen, breidt het COA uit met nadere informatie over: (on)mogelijkheden voor het vinden van werk, werk voor vrouwen en digitale middelen die de doelgroep in staat stelt zich te oriënteren op de arbeidsmarkt.

• Het COA benadrukt het belang van werkervaringplaatsen. Voor aankomst in Nederland benadrukt het COA bij ontvangende gemeenten en via hen bij lokale werkgevers het belang van werkervaringplaatsen voor hervestigde vluchtelingen. Op korte termijn implementeren:

• Het COA onderzoekt mogelijkheden voor een pilot over werkgelegenheid.

De komende maanden verkent het COA mogelijkheden voor een pilot waarin het COA, gemeenten en lokale werkgevers werkgelegenheidsprojecten voor hervestigde vluchtelingen opzetten.

• Het COA verkent mogelijkheden voor internationaal onderzoek.

In 2016 is Nederland voorzitter van de jaarlijkse Annual Tripartite Consultations on Resettlement (ATCR).7 Het COA onderzoekt de mogelijkheden voor internationaal

vergelijkend onderzoek naar economische participatie van hervestigde vluchtelingen.

• Het COA verkent mogelijkheden voor vervolgonderzoek naar de kinderen van hervestigde vluchtelingen.

5 Inburgeringcursussen konden per 1998 verplicht worden gesteld door de Wet inburgering nieuwkomers (Win). 6 VluchtelingenWerk IntegratieBarometer 2014, Een onderzoek naar de integratie van vluchtelingen, 2014. De populatie in dit onderzoek betreft vluchtelingen die op 1 januari 2010 ingeschreven stonden in de gemeentelijke basisadministratie en op die datum in het bezit waren van een verblijfsvergunning of waren genaturaliseerd. 7 http://www.unhcr.org/pages/4a2cd39e6.html (bezocht op 13-3-2015).

9

— — —

Sociaal culturele participatie

Ruim een derde van de respondenten heeft geen vrienden om zich heen. Bijna de helft

van hen heeft geen familieleden in Nederland. Er bestaat een grote wens om in contact te zijn met anderen, zowel met Nederlanders (90%) en mensen uit het herkomstland

(73%), als met andere vluchtelingen (42%). In 2014 zijn goede ervaringen opgedaan met het inzetten van eerder gearriveerde hervestigde vluchtelingen als mentor voor de

nieuwkomers. Tijdens CO-trainingen laten de mentoren via films zien hoe zij succesvol in de Nederlandse samenleving participeren en via Skype-verbindingen zijn ze beschikbaar om vragen van de nieuwkomers te beantwoorden. Ook geven ze voorlichting aan

gemeenten die de hervestigde vluchtelingen ontvangen. Bij aankomst in Nederland ondersteunen zij de COA-medewerkers bij de ontvangst van nieuwkomers.

Hervestigde vluchtelingen zijn actief in sociaal culturele instellingen. Vooral religieuze instellingen worden regelmatig bezocht, maar ook sportorganisaties. 28% van de respondenten doet vrijwilligerswerk.

Aanbevelingen:

Al in gang gezet:

• Het COA implementeert de methodiek waarbij eerder gearriveerde hervestigde vluchtelingen als mentor ingezet worden bij de voorbereiding van hervestigde vluchtelingen op hun vertrek naar Nederland.

• Het COA benadrukt tijdens de CO-trainingen het belang van sociale netwerken en

leert hervestigde vluchtelingen vaardigheden aan die bijdragen tot vorming van een netwerk.

Welbevinden

Welbevinden staat voor de mate waarin iemand zich lichamelijk, geestelijk en sociaal

goed voelt. Het gezondheidsgevoel bij hervestigde vluchtelingen is vergelijkbaar met dat van grote groepen andere vluchtelingen in Nederland.

71% van de hervestigde vluchtelingen geeft aan gelukkig te zijn in Nederland en 73% voelt zich hier thuis. Een sociaal netwerk hebben, meer dan zes jaar basisonderwijs

gevolgd hebben in het land van herkomst en in een kleine gemeente wonen, draagt bij

aan een hoger geluksgevoel. Een langer verblijf in Nederland leidt tot een lager geluks­

gevoel, ondanks toenemende economische participatie. Bijna 80% van de respondenten heeft het idee dat ze harder moeten werken dan anderen om hun doel te bereiken. Dit wordt voornamelijk gerelateerd aan het leren van de taal.

10% van de hervestigde vluchtelingen ervaart vaak discriminatie. Op straat, bij het

vinden van werk, bij officiële instanties of op het werk. Degenen die daar een reden voor denken te weten (60%), geven aan dat uiterlijk, taal, etnische achtergrond, achternaam, vluchteling/buitenlander zijn, geloof, gedrag en hoofddoek een rol spelen.

De oriëntatie op Nederland is met 82% groot. 67% van de respondenten identificeert zich in meer of mindere mate met Nederland. Daarnaast identificeert 84% zich met het land van herkomst. Oriëntatie op en de identificatie met Nederland nemen na een langere verblijfsduur in Nederland toe, terwijl die op het herkomstland afnemen.

— — —

10

Nederland krijgt van de respondenten op een schaal van 1 tot 10 een gemiddeld cijfer van 7,7 en het land van herkomst een 5. Het gevoel van vrijheid en veiligheid spelen daarbij een belangrijke rol.

Aanbevelingen:

Op korte termijn implementeren:

• Het COA deelt de uitkomsten over welbevinden tijdens de CO-trainingen.

Hiermee wordt een realistische schets van de toekomst gegeven. Het maakt een

gesprek mogelijk over hoe om te gaan met perioden waarin hervestigde vluchtelingen minder gelukkig zijn.

• Het COA ontwikkelt voor de CO-trainingen een module over discriminatie.

Hierin wordt aandacht geschonken aan situaties waarin vluchtelingen zich ­gediscrimineerd voelen en hoe ze hier op kunnen reageren.

• Het COA voert casestudies uit naar afnemend geluks- en thuisgevoel.

Via casestudies kan vervolgonderzoek gedaan worden naar afnemend geluks- en

thuis­gevoel in relatie tot een toenemende oriëntatie op en identificatie met Nederland,

naarmate vluchtelingen langer in Nederland zijn. Welke mechanismen spelen hier een rol?

Waardering COA-begeleiding

Bijna 80% van de hervestigde vluchtelingen heeft voor vertrek naar Nederland begelei-

ding van het COA gehad. Meer dan 80% van hen geeft aan dat dit geholpen heeft bij de kennismaking met de Nederlandse samenleving (KNS) en het leren van Nederlands als

tweede taal (NT2). Ruim de helft geeft aan dat de COA-voorbereiding bijdraagt aan het krijgen van Nederlandse vrienden en kennissen. Iets minder dan de helft vindt dat de voorbereiding bijdraagt aan het vinden van een passende opleiding en van werk.

Twee derde van de respondenten heeft na aankomst in Nederland in asielzoekers­

centrum (azc) Amersfoort gewoond. De waarde van begeleiding voor KNS en NT2 wordt door meer dan 80% onderschreven.

Het blijkt dat de respondenten de begeleiding die het COA sinds 2011 aanbiedt beter

beoordelen. De vernieuwde begeleidingsmethodiek kenmerkt zich door een aanbod van

drie CO-trainingen, in plaats van één, ter voorbereiding op de Nederlandse samenleving. Dat blijkt vooral uit een betere beoordeling van de onderdelen die zich richten op het

opbouwen van een Nederlands netwerk, het vinden van een passende opleiding en werk.

Aanbevelingen:

Al in gang gezet:

• Het COA houdt jaarlijks een bewonerstevredenheidsonderzoek (BTO) op de opvang­

locaties. De uitkomsten van het onderzoek ‘Meedoen’ zijn een momentopname. Het is van belang dat het COA op gestructureerde en regelmatige wijze van hervestigde vluchtelingen een oordeel krijgt over de begeleiding. Er wordt onderzocht of het BTO-instrument daarvoor te gebruiken is.

• Het COA onderzoekt de toepasbaarheid van onderdelen van de CO-trainingen voor

COA-locaties. De inhoud en methodieken van de trainingen worden door hervestigde vluchtelingen hoog gewaardeerd.

11

— — —

Begeleiding door gemeenten en VluchtelingenWerk Nederland

58% geeft aan begeleiding van de gemeente te krijgen of te hebben gekregen. 47% van de respondenten is het ermee eens dat deze begeleiding heeft geholpen bij het

­verbeteren van hun KNS. Voor 67% geldt dat voor hun NT2, voor 11% bij het opbouwen

van een sociaal netwerk, voor 40% bij het vinden van een opleiding en 38% bij het vinden van werk.

77% van de respondenten geeft aan door VluchtelingenWerk Nederland begeleid te

worden of begeleid te zijn. Bijna 60% van hen vindt dat die begeleiding heeft geholpen bij het verbeteren van hun KNS en NT2, 35% bij het opbouwen van een sociaal netwerk, 24% bij het vinden van een passende opleiding en 21% bij het vinden van werk.

Contactpersonen van begeleidende organisaties geven aan dat het huisvesten en

begeleiden van hervestigde vluchtelingen een intensief proces is. Hervestigde vluchtelingen zijn volgens hen gemotiveerd en dankbaar, maar komen van het ene op het

andere moment in een heel andere cultuur. Sommige contactpersonen ervaren dat ze

minder opleidingsachtergrond en meer medische problemen hebben dan vluchtelingen

die zelfstandig naar Nederland gekomen zijn. Als de hervestigde vluchtelingen arriveren

in de gemeente zonder Burger Service Nummer (BSN) of verblijfdocument, dan heeft dat nadelige gevolgen voor het aanvragen van voorzieningen.

73% van de respondenten wordt ondersteund door privépersonen, zoals buren, vrienden, maar ook vertegenwoordigers van gemeenten of andere organisaties. Het gaat vaak om hulp op het gebied van administratieve en praktische zaken.

Aanbevelingen:

Al in gang gezet:

• Het COA bewaakt dat bij 100% van de aankomsten in de gemeenten het BSN binnen 24 uur beschikbaar is.

• Het COA implementeert de methodiek waarbij eerder gearriveerde hervestigde vluchtelingen als mentor ingezet worden bij de voorbereiding van hervestigde vluchtelingen op hun vertrek naar Nederland.

• Het COA benadrukt tijdens de CO-trainingen het belang van sociale netwerken en leert vluchtelingen vaardigheden die bijdragen aan vorming van een netwerk.

— — —

12

13

— — —

— — —

14

1 Inleiding Mensen die hun land hebben verlaten uit angst voor (oorlogs)geweld en/of vervolging worden vluchtelingen genoemd. Ze vertrekken naar een land waarvan ze aannemen dat daar de situatie veiliger is voor hen. Dit is het toevluchtsland. Hier worden ze opgevangen in vluchtelingenkampen of ze vinden zelf een onderkomen in steden en dorpen.

1.1 Het ketenbrede hervestigingproces 1.1.1

Opvang vluchteling in toevluchtland

De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), de Vluchtelingenorganisatie

van de Verenigde Naties, is verantwoordelijk voor de eerste opvang en registratie van

vluchtelingen.8 De UNHCR wil bewerkstelligen dat vluchtelingen op de langere termijn terugkeren naar het thuisland, zich kunnen vestigen in het toevluchtland of door­

migreren naar een derde land. In het kader van die laatste ­vluchtelingenstroom draagt de UNHCR een deel van hen voor hervestiging in Nederland voor. ‘Personen komen slechts in aanmerking voor hervestiging wanneer zij door UNHCR zijn erkend als

vluchteling op grond van het Vluchtelingenverdrag en niet kunnen terugkeren naar hun

land van herkomst en lokale integratie in het land van verblijf niet mogelijk is.’9 Het gaat

in veel gevallen om mensen die behoren tot minderheidsgroeperingen, alleenstaande vrouwen, medisch geïndiceerden, homoseksuelen en etnisch of religieus gemengd

gehuwden. Jaarlijks krijgen via het hervestigingproces 500 personen de mogelijkheid in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen. Het huidige quotum is voor vier jaar vastgesteld, van 2012 tot en met 2015.10

8 http://www.unhcr.nl/over-unhcr/wat-doen-we.html (bezocht op 17 februari 2015). 9 Leers, G.B.M., Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, Beleidskader hervestiging 2012-2015, kamerbrief 7, februari 2012. 10 Idem.

15

— — —

1.1.2

Selectie hervestigde vluchteling

De selectie van hervestigde vluchtelingen vindt jaarlijks voor 400 van de 500 vluchte-

lingen plaats tijdens de zogenaamde selectiemissies die in het toevluchtsland worden georganiseerd. De Immigratie– en Naturalisatiedienst (IND) controleert het vlucht­

verhaal en –motief van de voorgedragen vluchtelingen.11 Het COA maakt op basis van

interviews een inschatting van de integratiemogelijkheden van de vluchtelingen.

Het Bureau Medische Advisering (BMA) van de IND voert een medisch onderzoek uit.

Op basis van de bevindingen uit deze drie activiteiten wordt besloten of vluchtelingen al dan niet worden toegelaten tot Nederland als hervestigde vluchtelingen.

100 personen van het jaarlijks quotum zijn gereserveerd voor gezinshereniging en

hervestigde vluchtelingen die schriftelijk aan Nederland zijn voorgedragen. Ze worden op basis van het dossier van de UNHCR beoordeeld door IND, BMA en COA omdat een interview niet mogelijk is. Het kan gaan om vluchtelingen die of verblijven in landen waar geen selectiemissies heen gaan of om medische redenen snel naar Nederland moeten. Zij worden ook wel dossiercases genoemd.

1.1.3

Voorbereiding op vertrek naar Nederland

Medewerkers van het COA maken tijdens de selectiemissies dossiers van de vluchtelingen die uiteindelijk bij de gemeenten als overdracht terechtkomen. Deze sociale

dossiers zijn in 2011 samen met gemeenten ontwikkeld. Hierin wordt informatie gezet over de werk-, studie-, taal- en huidige woonomstandigheden. Ook inventariseren de

COA-medewerkers de bestaande kennis van de Nederlandse samenleving en geven een

indicatie over de integratiemogelijkheden van de betrokkene(n). Tenslotte verstrekken zij de eerste basale informatie over Nederland aan de hervestigde vluchtelingen.

Van 2005 tot 2011 volgden geaccepteerde hervestigde vluchtelingen een door het COA

uitgevoerde vierdaagse Culturele Oriëntatie (CO)-training in het toevluchtsland, waarna ze tijdelijk in asielzoekerscentrum (azc) Amersfoort opgevangen werden, in afwachting

van een woning. Sinds 1 januari 2011 volgen ze drie keer een CO-training van vier dagen in het toevluchtsland. Hervestigde vluchtelingen worden vervolgens binnen maximaal 48

uur na aankomst in Nederland geplaatst in een woning in een Nederlandse gemeente.12 De CO-trainingen worden door het COA voorbereid op basis van de informatie uit de

sociale dossiers die zijn gemaakt tijdens de selectiemissies. In de CO-trainingen staan naast de Nederlandse taal en samenleving, de vaardigheden die van belang zijn bij participatie in de Nederlandse samenleving centraal. In iedere training wordt de

informatie gedetailleerder. De eerste trainingsweek gaat vooral over Nederland, de

tweede training over de gemeente waar de vluchtelingen gaan wonen en de derde training over de toekomstige woning. Na iedere trainingsweek worden de dossiers

aangevuld met observaties, vorderingen in de Nederlandse taal, specifieke zaken en aanbevelingen voor gemeenten en begeleidende organisaties.

11 Criteria zijn de voordracht van UNHCR en Nederlandse asielbeleid: Vluchtelingenverdrag (inclusief artikel 1 F) in de vorm van art 29, eerste lid, sub a Vreemdelingenwet 2000, en de individuele beschermingsgronden van art 29, eerste lid, sub b en c van de Vw 2000, de algemene ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het asielbeleid ten aanzien van het land van herkomst van de vluchteling. 12 Leers, G.B.M., Minister voor Immigratie en Asiel, directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, kamerbrief 10 januari 2011.

— — —

16

Vanaf 2010 biedt de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het COA, op projectbasis een aantal van de

dossiercases een verkorte versie van de CO-trainingen aan die het COA voor de groepen verzorgt.

Vanaf 2011: directe plaatsing in gemeenten 1.1.4 Voorbereiding van ontvangst in Nederland

Sinds 2011 regisseert het COA het plaatsingsproces in de gemeenten voorafgaand aan de aankomst. Op basis van profielen van de vluchtelingen wordt gezocht naar gemeenten

die bereid zijn om hen op te vangen. Er wordt rekening gehouden, indien van toepassing, met het feit dat hervestigde vluchtelingen al een netwerk in Nederland hebben. Ook

wordt gekeken of zij gezien hun herkomst beter in een stedelijke of landelijke woonom-

geving passen. Het COA is vervolgens afhankelijk van gemeenten die huisvesting aan de hervestigde vluchtelingen willen bieden. Samen met gemeenten en begeleidende

organisaties wordt de aankomst van de hervestigde vluchtelingen voorbereid. Er moet

een basaal ingerichte woning, begeleiding, een huisarts en leefgeld bij aankomst in de

gemeente beschikbaar zijn. Dit is een arbeidsintensief proces, waarbij het COA adviseert en gemeenten kan wijzen op best practices die eerder zijn opgedaan.

1.1.5

Aankomstprocedures in Nederland

Tot 2011 kwamen de hervestigers na de vierdaagse CO-training naar Nederland en

verbleven tijdelijk in azc Amersfoort. Hier kregen zij verdere oriëntatietrainingen en

Nederlandse lessen aangeboden. Na een verblijfsduur van vier tot zes maanden op het azc werden ze gehuisvest in een gemeente.

Sinds 2011 worden hervestigde vluchtelingen zes maanden na selectie in het toevluchts-

land op Schiphol ontvangen door de medewerkers van het COA die hen de CO-trainingen hebben gegeven. Met ingang van 2014 heeft het COA eerder gearriveerde hervestigde

vluchtelingen als mentor bij de aankomsten ingezet. De vluchtelingen doorlopen onder begeleiding van deze medewerkers in maximaal 48 uur de aankomstprocedures bij de IND, Vreemdelingenpolitie (VP), gemeente Haarlemmermeer (inschrijving Basis

Registratie Personen) en de Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGD). Als alle

procedures zijn afgerond, brengen de COA-medewerkers de hervestigde vluchtelingen

naar hun nieuwe gemeente. Daar worden ze overgedragen aan de gemeente en de door de gemeente ingeschakelde begeleidingsorganisatie, in de meeste gevallen medewerkers van de lokale afdeling van VluchtelingenWerk Nederland.

Bij aankomst in Nederland krijgen hervestigde vluchtelingen een verblijfsvergunning voor vijf jaar. Indien zij binnen drie jaar slagen voor het inburgeringexamen en geen criminele antecedenten opbouwen, kunnen ze na vijf jaar het Nederlanderschap aanvragen.

17

— — —

1.1.6 In de gemeente

De hervestigde vluchtelingen arriveren binnen maximaal 48 uur na aankomst in Nederland

in de gemeente. Zodra ze hier aankomen wordt de verantwoordelijkheid van de begeleiding overgedragen aan de gemeente en begeleidende organisaties. De medewerkers van het

COA bezoeken de vluchtelingen een aantal weken na aankomst in Nederland. Zij bieden daarnaast eventuele nazorg aan gemeenten als er vragen of kwesties zijn waar de COA-expertise nodig is.

Nederlandse gemeenten zijn wettelijk verplicht een bepaald percentage vergunninghouders (asielzoekers met verblijfsvergunning) te huisvesten. De gemeente is verantwoordelijk voor de (inkoop van) maatschappelijke begeleiding voor de door haar gehuisveste

vluchtelingen. Plaatsing van hervestigde vluchtelingen gebeurt op vrijwillige basis. Het is voor gemeenten een van de manieren om aan de wettelijke taakstelling van te plaatsen vergunninghouders te voldoen. Van gemeenten die hervestigde vluchtelingen plaatsen,

wordt verwacht dat zij een basaal ingerichte woning voor hen bij aankomst in Nederland gereed hebben. Dit gebeurt meestal met een deel van het inrichtingskrediet dat vluchtelingen bij aankomst in gemeenten aangeboden wordt.

Het COA faciliteert de gemeenten bij de voorbereiding van de plaatsing met informatie

en advies over de hervestigde vluchteling en de voorbereidingsactiviteiten die nodig zijn om huisvesting te realiseren.

VluchtelingenWerk Nederland en andere begeleidingsorganisaties bieden maatschappelijke begeleiding aan vluchtelingen in de Nederlandse gemeenten. Het werk wordt vaak door vrijwilligers gedaan, ondersteund door betaalde krachten. In het specifieke geval van hervestigde vluchtelingen zijn het vaak de vrijwilligers van VluchtelingenWerk

Nederland die zorgen dat de woning voor aankomst basaal ingericht is. De hervestigde vluchtelingen beginnen met een nieuw leven in Nederland en alles moet worden

aangevraagd, zoals een uitkering, ziektekostenverzekering, bankrekening maar ook een

internet- en televisieabonnement. Daar hebben ze assistentie bij nodig. Ook is er begeleiding gericht op het vinden van een juiste taalcursus en werk.

Een uitputtende beschrijving van de rollen en taken van de verschillende ketenpartners

in het hervestigingproces en een evaluatie van de wijze waarop deze worden uitgevoerd is terug te vinden in een onderzoek van Wetenschappelijk Onderzoek- en

Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie uit 2013.13 Daarin wordt geconcludeerd dat het proces van directe plaatsing over het algemeen goed verloopt.

13 WODC, Directe plaatsing in gemeenten van hervestigde vluchtelingen, Een onderzoek naar de impact van het gewijzigde beleid, 2013

— — —

18

Figuur 1.1.6 Begeleiding hervestigde vluchtelingen van toevluchtland naar gemeente

Hervestigde vluchtelingen in toevluchtlanden

UNHCR

IND

IOM

COA

GEMEENTEN

LOKALE BEGELEIDING o.a. VWN

Hervestigde vluchtelingen in Nederland

19

— — —

1.2 Het onderzoek 1.2.1

Onderzoeksvraag

Het COA stelde zich voor het onderzoek de volgende vraag: Hoe participeren hervestigde vluchtelingen in Nederland en wat kan het COA in het licht van haar taken op het terrein van hervestiging van hen leren?

Hervestigde vluchtelingen in Nederland werden niet eerder op grote schaal bevraagd over hoe het hen vergaat en hoe zij de hen geboden begeleiding hebben ervaren. In hoeverre en op welke wijze zij in de Nederlandse samenleving participeren, hoe zij zich in die

samenleving voelen en wat daarop van invloed is geweest, was niet bekend. Daarom

startte het COA op 1 november 2013 het project Monitor hervestigde vluchtelingen met ondersteuning van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF). In dit onderzoek werden

gestandaardiseerde interviews met de doelgroep afgenomen. Ook zijn medewerkers van gemeenten en begeleidende organisaties geïnterviewd over hun ervaringen in het werken met deze groep.

1.2.2 Onderzoeksopzet

Het onderzoek richt zich op hervestigde vluchtelingen die van 2005 tot 2014 in

Nederland zijn aangekomen. Gegevens van deze groep zijn ingevoerd en bijgehouden in het registratiesysteem Integraal Bewoners Informatie Systeem (IBIS) van het COA.

De totale populatie bestaat uit 4092 personen. Op basis van de adresgegevens in IBIS die geactualiseerd worden via Basis Voorziening Vreemdelingen (BVV), zijn de individuele

hervestigde vluchtelingen ingedeeld in huishoudens. Daarbij zijn zij die woonachtig zijn op hetzelfde adres gedefinieerd als een huishouden. In de steekproef zijn alleen

volwassen huishoudleden opgenomen.14 De totale populatie hervestigde vluchtelingen,

aangekomen in de benoemde periode, bestaat uit 1362 huishoudens en 2761 volwassen personen. De omvang van de groep brengt de beperking met zich mee dat het niet

mogelijk is kwantitatieve analyses uit te voeren tussen de verschillende nationaliteiten. In een onderzoek waar een organisatie mensen interviewt over zijn eigen begeleiding, schuilt het onvermijdelijke gevaar van sociaal wenselijke antwoorden. De hervestigde vluchtelingen zijn daarom niet door COA-medewerkers geïnterviewd die de respon-

denten kennen, maar door studenten die geworven zijn via de universiteiten in Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Bij het werken met tolken, noodzakelijk voor dit onderzoek, is het risico dat door

vertaalfouten of interpretaties een deel van de strekking van de vragen en antwoorden verloren gaat. De studenten hebben om deze reden twee workshops gehad waarin ze leerden werken met tolken.

14 Alle mensen die geboren zijn in of voor 1995 (dan is zeker dat ze minimaal 18 jaar zijn op het moment van interviewen in 2014) zijn uit het selectiebestand gelaten. Wanneer er vanaf nu naar ‘populatie ’of ‘hervestigde vluchtelingen’ of ‘huishoudens’ verwezen wordt, worden personen van 18 jaar of ouder bedoeld.

— — —

20

1.2.3 Samenwerking met universiteiten

Om objectiviteit en expertise tijdens het onderzoek te garanderen, is eind 2013 samen-

werking gezocht met universiteiten. Na een zorgvuldig selectieproces zijn twee masterstudenten ‘Multiculturalisme in vergelijkend perspectief’, van de Universiteit Utrecht,

als stagiaire bij het COA aangenomen. Zij hebben hun masterscripties over hervestigde

vluchtelingen geschreven en zijn daarop in 2014 afgestudeerd.15 Deze studenten hebben de vragenlijsten opgesteld en waren verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van de interviews. Ook is er een derde studente, van de onderzoeksmaster ‘Migration,

Ethnic Relations and Multiculturalism’ van de universiteit Utrecht, als stagiaire aan­genomen vanwege haar expertise op het gebied van het dataverwerking- en analyse­

programma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS).16 Haar kennis en ervaring

op het gebied van methoden en statistiek heeft ze ingezet bij het opstellen van

­vragenlijsten, het trekken van een steekproef en het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens.

In april 2014 zijn nog eens negen studenten van de universiteiten in Leiden, Amsterdam en Utrecht en een stagiaire aangenomen.17 Samen met de drie eerder aangetrokken

studenten hebben zij de interviews bij de hervestigde vluchtelingen afgenomen. De

studenten kregen voorafgaand aan de interviews twee workshops over de interculturele

dialoog, het werken met tolken, het praktisch oefenen, het omgaan met privacygevoelige gegevens en de kennismaking met hervestigde vluchtelingen. Door de gedragscode van het COA te ondertekenen waren zij gehouden aan zorgvuldige omgang met privacy­ gevoelige gegevens.

1.2.4 Steekproef

Om een representatieve steekproef te trekken zijn de huishoudens ingedeeld in groepen op basis van drie criteria: aankomstjaar, herkomstland en grootte van huishouden.18

Om vergelijkingen te maken die mogelijk periodegebonden ontwikkelingen laten zien, zijn drie tijdvakken van elk drie jaar gevormd: van aankomstjaar 2005 tot en met 2007,

van 2008 tot en met 2010 en van 2011 tot en met 2013. Op basis van de verhoudingen in de populatie zijn in totaal 416 hervestigde vluchtelingen geselecteerd en benaderd.

In eenpersoonshuishoudens is, logischerwijs, de enige persoon benaderd en in twee- of meerpersoonshuishoudens zijn maximaal twee personen benaderd.19

15 Oosterbaan, A., Vluchtelingen in Nederland hebben meer nodig dan een huis, 2014 en Botman, A, Acculturatiestrategieën van hervestigde vluchtelingen, 2014. 16 In dit onderzoek is gebruik gemaakt van versie 22 van SPSS. 17 Zie bijlage A: Studentenlijst 18 Indien aankomstjaren verschillen binnen één huishouden is zo mogelijk het meest voorkomende aankomstjaar gerekend; in andere gevallen is het aankomstjaar willekeurig bepaald. 19 De eerste benaderde persoon is in alle huishoudens het eerste huishoudlid (er is geen reden om aan te nemen dat dit telkens een vergelijkbare persoon is); de tweede benaderde persoon is het huishoudlid van wie de geboortedag en –maand het eerste zijn na die van het eerste huishoudlid.

21

— — —

1.2.5 Werving respondenten

Er is veel aandacht besteed aan het werven van hervestigde vluchtelingen die mee

wilden werken aan het onderzoek. De geselecteerde huishoudleden werden per telefoon, e-mail, Facebook en/of brief gevraagd om deel te nemen. Het merendeel van de aangeschreven hervestigde vluchtelingen dat reageerde, correspondeerde per antwoordbrief die was bijgevoegd bij de uitnodigingsbrief. Ook waren er reacties via mail, telefoon en Facebook.

Volwassen respondenten

Van de in totaal 416 benaderde personen gaven er uiteindelijk 154 aan mee te willen werken aan het onderzoek. Dat betekent een respons van 37%. Vijftien huishoudens

gaven te kennen niet mee te willen werken aan het onderzoek. De meest voorkomende

redenen waren dat ze het te druk hadden met hun werk of studie en in een klein aantal

gevallen dat ze de waarde van het onderzoek niet inzagen. Via familieleden bleek dat vier personen die benaderd werden overleden waren. Kinderen

Tijdens de interviews met volwassen respondenten is eveneens data vergaard over de

kinderen in de leeftijd van vier tot achttien jaar. Binnen ieder geselecteerd huishouden

werden vragen over school gesteld van maximaal twee van de ook tot het huishouden behorende kinderen. Op deze wijze is over 63 kinderen informatie verkregen. Contactpersonen begeleidende instanties

Door twee stagiaires zijn 30 contactpersonen van gemeenten, VluchtelingenWerk en

overige begeleidende instanties telefonisch geïnterviewd. Bij het werven van deze groep

respondenten is zoveel mogelijk geprobeerd de contactpersonen geografisch (provinciaal) en over de soorten organisaties (gemeenten en begeleidende instanties) te spreiden.

1.2.6 Vragenlijsten en analyse

Het onderzoeksteam heeft drie vragenlijsten opgesteld: een voor de volwassen herves-

tigde vluchtelingen over henzelf, een voor hen over hun kinderen en een vragenlijst voor de contactpersonen van begeleidende instanties. De vragenlijst voor de volwassenen

betreft een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve vragen. Gespreksonderwerpen tijdens de interviews zijn de achtergronden van de hervestigde vluchtelingen, hun

participatie in de samenleving, hun geluksgevoel in en band met Nederland, de ervaren begeleiding en de persoonlijke waardering. De vragenlijst voor de kinderen betreft inventariserende, kwantitatieve vragen over de schoolgang.

Voor het invoeren van de kwantitatieve gegevens is een codeboek aangemaakt op basis waarvan de interviewers de data geanonimiseerd en grotendeels gecodeerd in Excel

hebben kunnen invoeren. Deze bestanden zijn vervolgens omgezet in gegevensbestanden voor SPSS waarmee diverse kwantitatieve analyses zijn uitgevoerd. De kwalitatieve gegevens zijn afzonderlijk geanalyseerd.

De kwantitatieve en kwalitatieve vragen voor gemeenten en begeleidende instanties

gaan over de begeleiding en de ervaringen die opgedaan zijn met hervestigde vluchte-

lingen. De verzamelde gegevens zijn door de onderzoeksmedewerkers geïnventariseerd, gecategoriseerd en gerubriceerd en vervolgens samengevat.

— — —

22

1.2.7 Interviews

De 154 interviews zijn afgenomen in de periode van 2 mei tot en met 6 augustus 2014. Na enkele pilotgesprekken zijn de vragenlijsten definitief bepaald. De interviews

mochten niet langer dan twee uur duren. Langere interviews waren qua agenda van de respondenten moeilijk te plannen en uit de pilotgesprekken bleek dat het rendement lager werd na twee uur. Op een uitzondering na, vonden de gesprekken plaats op de huisadressen van de respondenten. Zij gaven op voorhand aan in welke taal zij de

gesprekken wensten te voeren. De belangrijkste taalgroepen in het onderzoek zijn

Arabisch, Birmees, Eritrees, Frans en Burundees. 60% van de interviews is afgenomen

met een tolk van het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVcN). De overige interviews vonden plaats in het Nederlands, door interviewers met professionele Engelse en

Spaanse taalbeheersing in het Engels en Spaans en door een van de interviewers met Arabisch als moedertaal in het Arabisch.

23

— — —

— — —

24

2 Hervestigde vluchtelingen in beeld Van de 154 volwassen hervestigde vluchtelingen die aan dit onderzoek deelnemen is 53% man en 47% vrouw. 47% vormt een eenpersoonshuishouden, de overige 53% vormt een twee- of meerpersoonshuishouden.

53% vormt een meerpersoonshuishouden De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 38,4 jaar20 en de leeftijd varieert van 18 tot 77 jaar. De leeftijdsverdeling onder de beide geslachten is numeriek vergelijkbaar met

twee verschillen: er zijn relatief meer mannen boven de 45 jaar en meer vrouwen tussen de 25 en 30 jaar.

Bevolkingspiramide 2 Geslacht en leeftijden respondenten

Leeftijd in jaren

81 mannen

77 76 75 74 73 72 71 70 69 68 67 66 65 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 31 30 29 28 27 26 25 24 23 22 21 20 19 18

-8

73 vrouwen

Gemiddelde leeftijd 40,2

-7

-6

-5

-4

-3

-2

-1

Gemiddelde leeftijd 36,5

0

1

2

3

4

5

6

Aantal personen 20 Ter vergelijking: In de IntegratieBarometer van VluchtelingenWerk Nederland 2014 staat vermeld dat de gemiddelde leeftijd van vluchtelingen 34,9 jaar is en dat 65% man is. De autochtone bevolking bestaat voor 51% uit mannen en de gemiddelde leeftijd is 40,9 jaar.

25

— — —

Van 63 kinderen in de leeftijd van vier tot en met zeventien jaar is 45% man en 55%

vrouw. Hun gemiddelde leeftijd is tien jaar. De meisjes in deze groep zijn over algemeen iets jonger dan de jongens.

64% van de respondenten geeft aan christelijk te zijn, 13% moslim en 10% boeddhist. Naast de religies die minder vertegenwoordigd zijn, zegt 3% geen religie te hebben.21

2.1 Herkomst- en toevluchtslanden

De meest voorkomende herkomstlanden van de respondenten zijn Irak, Myanmar,

Bhutan, Congo en Eritrea. Op basis van de verhoudingen waarin deze landen voorkomen in de steekproef en in de populatie kan geconcludeerd worden dat de steekproef wat herkomstland betreft een representatieve afspiegeling is van de populatie.22

Top 5 herkomstlanden:

Irak, Myanmar, Bhutan, Congo en Eritrea

Top 5 toevluchtslanden:

Thailand, Tanzania, Nepal, Syrië en Libanon De 154 respondenten vluchtten vanuit het herkomstland naar 36 toevluchtslanden.

Het overgrote deel van hen vlucht naar één land voordat ze in Nederland hervestigd

worden.23 De meest voorkomende toevluchtslanden zijn Thailand, Tanzania, Nepal, Syrië

en Libanon. De tijd dat de hervestigde vluchtelingen in een van de toevluchtslanden verblijven, varieert van vier maanden tot 29 jaar. De gemiddelde verblijfsduur in het

toevluchtsland is 7,5 jaar. 44% van de respondenten woonde in het toevluchtsland in een vluchtelingenkamp, terwijl 43% in een stad of dorp woonde.24

21 Aangezien er geen gegevens zijn over de religieuze achtergrond van de hele populatie hervestigers, is niet vast te stellen of deze aantallen representatief zijn. 22 Zie bijlage B voor vergelijking herkomstlanden in steekproef en in gehele populatie. 23 17.5% van de respondenten geeft aan dat ze naar meer dan 1 land vluchtten. 24 Het overige percentage kent beide soorten van vluchtverblijven, een andere vorm (gevangenis, hotel, bij familie) of geeft geen antwoord op de vraag.

— — —

26

44% woonde in een vluchtelingenkamp 43% woonde in een stad of dorp 76,5% van de respondenten komt via een selectiemissie en na het trainingsprogramma van het COA naar Nederland. Over het algemeen arriveren ze in groepen. Het overige

deel arriveert als dossiercase, veelal kleine groepjes, een familie of een individu. Dit komt overeen met de verdeling in de gehele populatie. Figuur 2.1 Herkomstlanden respondenten

NEDERLAND

SYRIË LIBANON

IRAK NEPAL

ERITREA

CONGO

Herkomstland

BHUTAN MYANMAR THAILAND

TANZANIA

Toevluchtland

27

— — —

2.2 Aankomstjaren

De respondenten zijn tussen 2005 en 2013 in Nederland aangekomen. De aantallen per jaar zijn:

Tabel 2.2 Aankomstjaren respondenten in Nederland Aankomstjaar

Respondenten

Aankomstjaar

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal

11

19

14

20

15

23

12

23

17

154

11,0

100

Totaal

44

%

Aankomstjaar

7,1

12,3

58 9,1

13,0

9,7

52 14,9

7,8

14,9

In het onderzoek worden drie tijdvakken onderscheiden: aankomstjaar 2005 tot en met 2007 (7 tot en met 9 jaar in Nederland), aankomstjaar 2008 tot en met 2010 (4 tot en met 6 jaar in Nederland) en aankomstjaar 2011 tot en met 2013 (1 tot en met 3 jaar in

Nederland). Bij de resultaten worden, indien mogelijk en van toepassing, vergelijkingen gemaakt tussen de verschillende tijdvakken.

2.3 Situatie in Nederland

29 van de 154 respondenten (19%) komen alleen in Nederland aan. De overigen arriveren met familieleden, vrienden of andere vluchtelingen. 76 (49%) van de hervestigde

vluchtelingen arriveren met hun partner/echtgenoot en 66 van hen nemen een of meerdere kinderen mee.

Van alle in Nederland woonachtige hervestigde vluchtelingen verblijft 67% eerst in een azc (tot 2011) en 33% gaat, met ingang van 2011, direct naar hun woning in een Nederlandse gemeente. Deze percentages zijn vergelijkbaar met de verdeling in de totale populatie.

67% verbleef eerst in een azc 33% ging direct naar gemeente 44% woont in een kleine woonplaats 40% in een middelgrote woonplaats De geïnterviewde hervestigde vluchtelingen wonen ten tijde van het interview in 76 woonplaatsen. De meeste respondenten wonen in Ede, Raalte en Amersfoort.

Ter analyse en vergelijking zijn de woonplaatsen ingedeeld in inwonerstal tot 30.000,

inwonerstal van 30.000 tot 150.000 en een inwonerstal van meer dan 150.000. In totaal woont 44% van de geïnterviewde hervestigde vluchtelingen in een kleine woonplaats, 40% in een middelgrote woonplaats en 16% in een grote woonplaats.

— — —

28

Figuur 2.3 Woonplaatsen respondenten

1 Damwoude 2

2

Kollumerzwaag

2

Wommels

2

Middenbeemster

22

2 Uithoorn 1

Amsterdam

4

1

Almere Bunschoten-Spakenburg

4

1

De Bilt Woerden

1

1 De Wijk

1 Harderwijk Ermelo

1 Hoevelaken

Raalte

Denekamp

Weerselo Haaksbergen

7 Amersfoort 4 Woudenberg 1 1 Zutphen Den Haag 2 2 Utrecht 3 2 2 1 Houten 12 Ede Culemborg Rijswijk Gouda 1 Zevenaar 2 Wageningen 2 Gendt 4 1 1 Hellevoetsluis Rotterdam 1 Ridderkerk Ochten 1 Tiel 1 Nijmegen 1 Dordrecht 2 Strijen Zierikzee 2 1 Sommelsdijk 1 Roosendaal 1 2 Vught 2 Sint Oedenrode Sint Maartensdijk 4 Venray Kloosterzande 1 Bergen op Zoom 3 Eindhoven 1 Horst 1 2 1 2 Hegelsom 1 2 Aardenburg 1 Venlo Kapelle Goes 2

Gasselte

Emmen

Kampen 1 1 Hasselt 1 1 Monnickendam Hattem Zaandam 8

2

2

Oosterwolde

Zwartsluis

3 Hoorn Purmerend

Surhuisterveen

1

1

Joure

Alkmaar

1 Groningen

1

2

6

1 1 Losser Oldenzaal

Terneuzen

3 Sittard

2

Roermond

1

Heerlen

Hervestigde vluchtelingen wonen in alle twaalf provincies en de meesten in Gelderland, Overijssel en Utrecht. In Drenthe, Flevoland en Groningen wonen de minste hervestigde vluchtelingen.

29

— — —

— — —

30

3 Maatschappelijke participatie In 2013 wordt in een onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM )25 het belang van maatschappelijke participatie als volgt beschreven: ‘Maatschappelijke participatie in de vorm van bijvoorbeeld het volgen van een opleiding, het doen van (vrijwilligers)werk of actief zijn voor een vereniging is van belang voor

mensen zelf, omdat het betekenis aan hun leven geeft en bijdraagt aan hun economi-

sche zelfstandigheid. Een aantal vormen van participatie is tegelijkertijd van belang voor de maatschappij als geheel. Het gaat dan in het bijzonder om opleiding, betaald werk, vrijwilligerswerk en informele zorg.’

Verder wordt in het rapport de conclusie getrokken dat sprake is van wederzijdse beïnvloeding tussen gezondheid en participatie:

‘Gezondheid hangt [dus] samen met participatie. Mensen die participeren zijn grosso

modo gezonder dan mensen die dit niet doen. Longitudinaal onderzoek laat zien dat de relatie beide kanten op gaat. Ongezondheid is een drempel voor onderwijsparticipatie,

werk en andere vormen van maatschappelijke participatie. En tegelijkertijd geldt ook dat participatie de gezondheid positief beinvloedt. Dit laatste wel onder bepaalde voorwaarden.’

De Nederlandse overheid vindt ‘het belangrijk dat vreemdelingen meedoen in de

Nederlandse samenleving. Bijvoorbeeld door te werken of een opleiding te volgen.

De taal beheersen is daarbij een voorwaarde.’26 Van hervestigde vluchtelingen wordt

verwacht dat ze participeren in de maatschappij. Participeren kan op meerdere manieren. In de interviews wordt ingegaan op de maatschappelijke participatie op economisch en sociaal cultureel vlak.

Hervestigde vluchtelingen moeten maatschappelijk participeren

25 Herbers, M.M. (red.), Gezondheid en maatschappelijke participatie Themarapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, 2013. 26 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nieuw-in-nederland/inburgering-en-integratie-van-nieuwkomers (bezocht op 22-1-2015).

31

— — —

Met economische participatie wordt naast het hebben van werk ook het voorbereiden op

werk door middel van een inburgeringprogramma27 en/of opleiding bedoeld. Economische participatie valt samen met het hierboven aangehaalde belang dat het Ministerie van

Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stelt in de deelname van nieuwkomers in de

samenleving. In Nederland moeten alle vreemdelingen de Nederlandse taal leren spreken en de samenleving leren kennen. Ze hebben sinds januari 2013 drie jaar de tijd, rekenend vanaf de aankomstdatum in Nederland, om te slagen voor het inburgeringexamen28,

waarin die vaardigheden en kennis worden getoetst. Het uiteindelijke doel is dat iedereen in Nederland zo snel mogelijk economisch zelfstandig wordt.29

Sociaal culturele participatie gaat over de mate waarin hervestigde vluchtelingen actief zijn in de Nederlandse maatschappij, naast de voorbereiding op het werk.

Uit dit onderzoek blijkt, zie volgende paragraaf, dat het voor een deel van de hervestigde vluchtelingen moeilijk is een baan te vinden. Zeker gedurende de eerste jaren in

Nederland, zelfs als hun inburgering is afgerond. Voor hun welzijn, gezondheid en als

opmaat voor economische participatie, is het van belang dat hervestigde vluchtelingen sociaal cultureel participeren.

3.1 Economische participatie

In Nederland wordt van alle volwassen vluchtelingen verwacht dat zij actief inburgeren

en economisch participeren. Een ontheffing van deze participatie geldt voor hen die ouder zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd.30 Dat geldt voor zeven personen in de onder-

zochte groep. Participatieontheffingen zijn er eveneens voor psychisch of verstandelijk gehandicapten en mensen met chronische, ernstige medische problemen.31

Achttien respondenten vallen hier naar eigen zeggen onder. Dit houdt in dat 129 hervestigde vluchtelingen (84%) uit de onderzoeksgroep economisch participatieplichtig zijn.

84% is economisch participatieplichtig

27 Inburgeringcursussen konden per 1998 verplicht worden gesteld door de Wet inburgering nieuwkomers (Win). 28 Vanaf 2007, met de nieuwe Wet inburgering, moeten vluchtelingen slagen voor het inburgeringexamen. Sancties op financiën gelden dan voor hen die niet aan de prestatie voldoen, tenzij aangetoond wordt dat het volbrengen van de inburgering door omstandigheden niet mogelijk was. 29 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nieuw-in-nederland/vraag-en-antwoord/moet-ik-als-nieuwkomerinburgeren.html (bezocht op 28-1-2015). 30 Idem. 31 Idem.

— — —

32

3.1.1

Werk

Van alle respondenten die economisch moeten participeren hebben er 30 (23%) betaald werk.

23% heeft betaald werk Als dat wordt uitgesplitst naar periode van aankomst is het evident dat een langere

verblijfsduur de kans op werk vergroot. Een zelfde conclusie wordt getrokken ten aanzien van vluchtelingengroepen in het algemeen in het Jaarrapport Integratie van het Centraal Bureau voor de Statistiek 2014.32

Hoe langer in Nederland, hoe meer kans op werk In de tabel hieronder is deze uitsplitsing te vinden. Ter vergelijking zijn andere groepen in Nederland in de tabel opgenomen.

Tabel 3.1.1 Arbeidsdeelname beroepsbevolking diverse bevolkingsgroepen Bevolkingsgroepen

Werkend

Nederlandse beroepsbevolking*

92%

Niet-westerse allochtonen*

82%

Vluchtelingen**

46%***

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland (129 respondenten)

23%

Hervestigde vluchtelingen, 7 t/m 9 jaar in Nederland (34 respondenten)

47%

Hervestigde vluchtelingen, 4 t/m 6 jaar in Nederland (47 respondenten)

26%

Hervestigde vluchtelingen, 1 t/m 3 jaar in Nederland (48 respondenten)

4%

* CBS Statline, Beroepsbevolking; kerncijfers naar geslacht en andere persoonskenmerken 1996 -2014, 13 februari 2015. ** VluchtelingenWerk IntegratieBarometer 2014, 2014. (Peildatum 1 januari 2013). *** Hierbij inbegrepen 2 procent met een WAO-uitkering.

De tabel laat het percentage werkenden binnen de beroepsbevolking zien. Het percentage werkenden onder de Nederlandse bevolking en niet-westerse migranten ligt

aanzienlijk hoger dan die onder vluchtelingen en hervestigde vluchtelingen. De cijfers over vluchtelingen komen uit de IntegratieBarometer 2014 van VluchtelingenWerk

Nederland en hebben betrekking op een speciaal door het CBS aangemaakt vluchtelin-

gencohort dat bestaat uit vluchtelingen die op 1 januari 2010 ingeschreven stonden in de gemeentelijke basisadministratie en op die datum beschikten over een verblijfsvergun-

ning of genaturaliseerd waren. Zij wijken op twee punten af van de categorie hervestigde vluchtelingen: ze hebben een gemiddeld langere verblijfduur en degenen met een

arbeidsongeschiktheidsuitkering (2%) zijn bij de groep inbegrepen. Er zijn geen aanwij-

zingen dat het percentage werkenden veel verschilt tussen vluchtelingen en hervestigde vluchtelingen zodra de verblijfduur oploopt.

32 Centraal Bureau voor de Statistiek, Jaarrapport integratie, 2014.

33

— — —

De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) gaf in 2013 in een rapport over werk voor hervestigde vluchtelingen de volgende samenvatting33: ‘Analyses in

multiple countries have shown that resettled refugees perform worse in measures of

labour market integration compared to other immigrants and individuals in the short-

term, even when controlling for differences in demographics such as age, education level, and level of host country language acquisition. This is alarming given the centrality of

employment in the metrics of governments and refugees themselves. Yet, in the longer term, resettled refugee groups have been shown to be closing this gap, and some promising practices for further narrowing the gap can be identified.’

Naast de verblijfsduur geeft het niet hebben van kinderen en het zijn van een man een hogere kans op werk. Van de respondenten heeft 18% van alle participatieplichtige

vrouwen en 28% van de mannen werk. Volgens cijfers van het CBS34 heeft 94% van alle

participatieplichtige vrouwen en 92% van de mannen in Nederland werk. Het gegeven

dat vrouwen in dit onderzoek minder werk hebben dan mannen is dus ook, weliswaar in mindere mate, terug te vinden in de gehele Nederlandse beroepsbevolking.

Tabel 3.1.1b Arbeidsdeelname naar geslacht van diverse bevolkingsgroepen Bevolkingsgroepen

Werkend Man

Vrouw

Autochtonen*

94%

92%

Niet-westerse allochtonen*

83%

81%

Vluchtelingen**

51%

37%

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland (129 respondenten)

28%

18%***

* CBS Statline, Beroepsbevolking; kerncijfers naar geslacht en andere persoonskenmerken 1996 - 2014, 13 februari 2015. ** VluchtelingenWerk IntegratieBarometer 2014, 2014. Hierbij inbegrepen vluchtelingen ingeschreven bij UWV en zij die zowel een uitkering als een betaalde baan hebben. *** Deze percentages zijn inclusief respondenten die en een uitkering en een betaalde baan hebben.

Bij alle bevolkingsgroepen in de Nederlandse s­ amen­leving werken meer mannen dan vrouwen. Onder de groepen ­vluchtelingen is het verschil groter Het kost hervestigde vluchtelingen moeite om betaald werk te vinden. Van de 154

respondenten geven er 56 (36%) aan dat ze werkloos zijn. Van alle 129 participatieplichtige hervestigde vluchtelingen zijn dat 36 personen (28%). Ze willen werken, maar dat

lukt niet. Ze geven de volgende redenen daarvoor aan: ‘Wat ik ook doe, het lukt niet om werk te vinden door de zorg voor mijn kinderen en het huishouden, medische of

psychische problemen of ik heb nog geen tijd gevonden voor het zoeken van werk.’

33 Ott, Eleanor, The labour market integration of resettled refugees, UNHCR, 2013. 34 CBS Statline, Arbeidsdeelname; kerncijfers (12-uursgrens), 26 februari 2015.

— — —

34

‘Ik ben niet op zoek naar werk, ik zorg voor mijn twee jongste ­kinderen.’ Ethiopische vrouw - 42 jaar 24 respondenten (80%) hebben werk met geen tot weinig opleidingseisen. Voorbeelden zijn afwasser, schoonmaker, horecamedewerker (keukenhulp, fruit wassen), inpakker,

kledingvouwer, krantenbezorger en verkoper. Zes personen (20%) hebben werk met de opleidingseis vmbo/mbo. In dit geval gaat het om banen als lasser, jongerencoach,

fietsenmaker, timmerman, verpleegkundige op een gesloten afdeling en werken in een verzorgingstehuis.

‘Ik heb meerdere baantjes gehad, bijvoorbeeld het repareren van auto’s en het inpakken van voedsel­pakketten.’ Oezbeekse man - 46 jaar

94% van de participatieplichtigen doet of deed aan inburgering 30% volgt een inburgeringtraject ten tijde van het onderzoek 3.1.2 Voorbereiding op werk: inburgeringprogramma

Het leren van de Nederlands taal is een belangrijke voorwaarde voor het vinden van

werk. De overheid heeft sinds 1998 verschillende wetten ingevoerd om het leren van het Nederlands en het opdoen van kennis van de samenleving te stimuleren. In de

IntegratieBarometer 2014 van VluchtelingenWerk Nederland35 staat vermeld: ‘Nadat

eerst het volgen van een inburgeringcursus in 1998 verplicht werd (Win) en vervolgens

het halen van het inburgeringexamen in 2007 (Wi), is het nu geheel de eigen (financiële)

verantwoordelijkheid van de migrant deze cursussen in te kopen en het examen te halen. Tegelijkertijd vervallen de gemeentelijke taken, zoals het oproepen voor een intake, het doen van een cursusaanbod en het selecteren van geschikte aanbieders van voorzie-

ningen. De inburgeringplichtige moet nu zelf het initiatief nemen om de taalvaardigheid en de kennis te verwerven die nodig zijn voor deelname aan de samenleving. En hij moet zelf de kosten hiervan dragen, eventueel met behulp van een sociale lening.’

Van de 129 hervestigde vluchtelingen met economische participatieplicht zijn er 121

(94%) bezig met inburgeren of hebben dit traject al achter de rug. Het betreft zowel 94% van de mannen als 94% van de vrouwen.

‘Ik heb geen baan en ik ben ook niet op zoek omdat ik op dit moment de taal aan het leren ben.’ Irakese man - 35 jaar

35 Vluchtelingenwerk IntegratieBarometer 2014, 2014.

35

— — —

Uitgesplitst naar aankomstjaar heeft 100% van de participatieplichtigen die 7 tot en met 9 jaar in Nederland zijn een inburgeringtraject gevolgd of is daar mee bezig. Hetzelfde

geldt voor de 79% van de respondenten die 4 tot en met 6 jaar en 92% die 1 tot en met 3 jaar in Nederland zijn. Van alle respondenten die geen inburgeringtraject hebben gevolgd is 53% man en 47% vrouw, inclusief 65-plussers en mensen met medische indicaties.

Tabel 3.1.2 Participatieplichtige respondenten en inburgering Verblijfduur

Inburgering volgend of gevolgd

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland

94%

Hervestigde vluchtelingen, 7 t/m 9 jaar in Nederland

100%

Hervestigde vluchtelingen, 4 t/m 6 jaar in Nederland

79%

Hervestigde vluchtelingen, 1 t/m 3 jaar in Nederland

92%

‘Ik ben geslaagd voor het inburgeringexamen en ik volg lessen om het staatsexamen te halen. Ik ben hier nu zes maanden mee bezig.’ Eritrese vrouw - 27 jaar

3.1.3 Voorbereiding op werk: opleiding

Het zijn veelal jong volwassenen die in Nederland doorstromen naar een reguliere opleiding.

19% volgt een opleiding in Nederland 24 respondenten (19%) volgen een opleiding in Nederland, 67% van hen is man, 23% is vrouw. Zeventien van hen (71%) volgt een mbo-opleiding en de overige 7 (30%) hoger

onderwijs. Van de respondenten die 7 tot en met 9 jaar in Nederland zijn, volgt 36% een

opleiding, van degenen die 4 tot en 6 jaar in Nederland zijn 12% en van degenen die 1 tot en met 3 jaar in Nederland zijn 1%.

Tabel 3.1.3 Participatieplichtige respondenten die een opleiding volgen

— — —

Verblijfduur

Volgt opleiding

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland

19%

Hervestigde vluchtelingen, 7 t/m 9 jaar in Nederland

47%

Hervestigde vluchtelingen, 4 t/m 6 jaar in Nederland

15%

Hervestigde vluchtelingen, 1 t/m 3 jaar in Nederland

1%

36

De schoolsystemen van de herkomstlanden, toevluchtslanden en Nederland laten zich

slecht vergelijken. Het lijkt erop dat de meerderheid van de respondenten met opleidingsachtergrond nu in Nederland een lagere opleiding volgt dan in de herkomst- of

toevluchtslanden. Hierbij moet worden aangetekend dat het onderwijs in veel herkomstlanden in verhouding tot dat in Nederland van een lager niveau is. Diploma’s afgegeven

door universiteiten in herkomstlanden kunnen in Nederland lager worden gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor de in het buitenland behaalde diploma’s.36

Er zijn geen aanwijzingen dat het opleidingsniveau van hervestigde vluchtelingen lager is dan het opleidingsniveau van grote groepen andere vluchtelingen in Nederland. 37

3.1.4 Conclusies economische participatie

93 (72%) van de 129 respondenten met economische participatieplicht is op dit moment

daadwerkelijk economisch participerend. Er is een kleine overlap tussen de categorieën onderling. Vier personen die het inburgeringprogramma volgen hebben ook al werk.

In bijlage C worden met behulp van twee tabellen de percentages participatieplichtigen en de respondenten die ontheffing hebben per tijdvak aangegeven. Ten tijde van de

onderzoeksperiode, wanneer de situatie op dat moment wordt bekeken, ziet de participatie er als volgt uit:

Tabel 3.1.4 Economische participatie ten tijde van de interviews Activiteit

Aantal personen

Werk

30 personen (23%)

Inburgering/Staatsexamen

39 personen (30%)

Opleiding

24 personen (19%)

Totaal

93 personen (72%)

Van de 129 participatieplichtigen in dit onderzoek zijn 36 respondenten (28%) werkloos. De verdeling man/vrouw is nagenoeg gelijk. Het merendeel komt uit Irak (19,2%), Myanmar (15,2%) en Congo (10,4%).

‘Ik heb weinig contact met Nederlanders. Ik kom ze niet echt tegen, ik heb geen werk en volg geen opleiding.’ Liberiaanse vrouw - 26 jaar

De groep niet-participatieplichtigen bestaat uit zeven mensen die ouder zijn dan 65 jaar (5%) en achttien respondenten die medische problemen hebben (12%).38

36 http://www.nuffic.nl/diplomawaardering/buitenlands-diploma-in-nederland (bezocht op 30-1-2015). 37 Dourleijn, Edith en Jaco Dagevos (red), Vluchtelingengroepen in Nederland, Over de integratie van Afghaanse, Iraakse, Iraanse en Somalische migranten, Sociaal Cultureel Planbureau, 2011. 38 Zie bijlage C, Participatieplicht en –ontheffing.

37

— — —

3.2 Schoolgang kinderen

Via de ouders is beperkte informatie verkregen over hun kinderen in de leeftijd van vier tot achttien jaar in Nederland. Daardoor is van 63 kinderen bekend welke vormen van educatie ze volgen. 48 (76%) kinderen volgen basisonderwijs, zes (10%) zitten op een vmbo/mbo, vijf (8%) zitten op een internationale schakelklas (ISK) en vier (6%) doen havo/vwo.

76% van de kinderen volgt basisonderwijs Vluchtelingenkinderen vallen onder de leerplicht in Nederland en moeten zo snel

mogelijk na aankomst naar school. Door het leven als vluchteling, de overgang naar een ander land met een andere taal, is de kans op een leerachterstand in Nederland aanwezig. In het onderzoek is bekeken hoe oud de kinderen per opleiding zijn.

Kinderen van vier tot en met twaalf jaar gaan in de regel in Nederland naar de basisschool. Van de 48 kinderen uit het onderzoek die naar een basisschool gaan zijn er 41 tussen de vier en twaalf jaar, drie zijn er dertien jaar, een is er vijftien jaar en een

zeventien jaar. Op basis van deze leeftijden kan geconcludeerd kan worden dat in ieder geval vijf van de 41 kinderen op de basisschool een leerachterstand hebben.

Veel van de kinderen uit de onderzoeksgroep zijn nog jong. Eventuele leerachterstanden die bij aankomst in Nederland aanwezig zijn, kunnen in de loop van de schoolcarrière ingelopen worden. Er is weinig bekend over kinderen van hervestigde vluchtelingen. ‘Despite the relevance of gaining a better understanding of how refugee students

experience schools in resettlement and how this relates to psychosocial adjustment, belonging and connection to school have not been previously investigated among a

population of resettled refugees.’39 Het verdient de aanbeveling om specifiek onderzoek

te doen naar de hervestigde kinderen. Het sterke vermoeden bestaat dat kinderen die

een groot deel van hun schoolcarrière in Nederland hebben doorlopen, beter participeren in de nieuwe samenleving dan hun ouders.

3.3 Sociaal culturele participatie

Hervestigde vluchtelingen zijn eveneens op sociaal en cultureel terrein actief in de

maatschappij. Deze betrokkenheid is een opmaat naar economische participatie en

draagt bij tot welzijn en geluk. De mentale oriëntatie van de vluchteling op Nederland is

de voorwaarde voor sociaal culturele participatie en wordt in kaart gebracht aan de hand van stellingen die zijn voorgelegd aan de respondenten.

39 Kia-Keating, Maryam en Heid Ellis, Belonging and Connection to School in Resettlement: Young Refugees, School Belonging, and Psychosocial Adjustment, University of California, San Diego en Boston University School of Medicine and Boston University, USA, 2007.

— — —

38

3.3.1 Sociaal netwerk

Om op sociaal en cultureel gebied actief te zijn, heeft een persoon een sociaal netwerk

nodig. In de interviews is aan de hervestigde vluchtelingen gevraagd of zij een inschatting kunnen maken van het aantal sociale contacten dat zij hebben. De stellingen

konden worden beantwoord met ‘helemaal oneens, oneens, neutraal, eens en helemaal

eens’. De hieronder benoemde percentages zijn tot stand gekomen door een waardering van een stelling die minimaal de waarde ‘eens’ heeft. • Ik heb veel vrienden om mij heen: 52%.

• Ik heb geen vrienden om mij heen: 34% • Ik heb veel familie om mij heen: 42%.

• Ik heb geen familie om mij heen: 50% Als je dit vergelijkt met de contacten die Nederlanders met vrienden en familie hebben, lopen de cijfers ver uiteen. Slechts 2 tot 5% van de Nederlandse bevolking ziet familie niet tot nauwelijks en bij 3 tot 7% geldt dat voor vrienden. 40

50% geeft aan geen familie om zich heen te hebben Een sociaal netwerk is bij aankomst niet vanzelfsprekend voorhanden.

‘Hier in Nederland ken ik mijn buren niet, dat is nieuw voor mij.’ Soedanese man - 39 jaar Het blijkt dat 90% van de respondenten belang hecht aan het hebben van contacten met Nederlanders, 73% met mensen uit het herkomstland en 42% met andere vluchtelingen. Van de in totaal 230 aangegeven personen in het sociale ondersteuningsnetwerk van de respondenten zijn er 142 (62%) Nederlanders, 47 (20%) komen uit hetzelfde herkomstland en de overige 41 (18%) hebben andere nationaliteiten.

‘Ik wil graag met mensen in contact komen. Daarom heb ik ook het lichtfeest georganiseerd met Nederlanders en mensen uit Nepal en Bhutan.’ Bhutanese man - 51 jaar Uit Engels onderzoek41 blijkt: ‘Social connection involves the different social relationships

and networks that help towards integration. Those connections may be with people who share your own experiences and values through ethnicity, religion or country of origin. These connections are defined as bonds within communities. Connections with other groups are seen as bridges between communities. ’

40 CBS Statline, Sociale contacten en maatschappelijke participatie, 30 juni 2014. 41 http://www.migrationscotland.org.uk/sites/smp/files/documents/indicators_of_integration.pdf, UNHCRATCR 2014 (bezocht op 17-2-2015).

39

— — —

Mentoren kunnen een voorbeeldfunctie vervullen als het gaat om het opbouwen van een sociaal netwerk met Nederlanders. De mentoren zijn eerder gearriveerde hervestigde vluchtelingen die succesvol integreren en participeren in Nederland. Tijdens de

onderzoeksperiode is ervaring opgedaan met de inzet van mentoren voor nieuwkomers. Tijdens CO-trainingen ter voorbereiding op de hervestiging in Nederland laten de

mentoren via films zien hoe zij in de Nederlandse samenleving participeren en via

Skype-verbinding zijn ze beschikbaar om vragen van de nieuwkomers te beantwoorden.

‘Nu durf ik echt naar Nederland te gaan. Als zij (mentoren) het kunnen, kan ik het ook.’ Irakese man tijdens CO-training in Libanon – 49 jaar Ook geven zij voorlichting aan gemeenten die hervestigde vluchtelingen huisvesten. Bij aankomst in Nederland ondersteunen zij de COA-medewerkers die de nieuwkomers ontvangen.

Inzet mentoren succesvolle aanvulling op voorbereiding vertrek naar Nederland Er zijn inmiddels vijftien mentoren voor 350 hervestigde vluchtelingen ingezet. De

reacties van hervestigde vluchtelingen en gemeenten zijn enthousiast. De methodiek wordt geborgd in de hervestigingstaken van het COA.

3.3.2 Vrijetijdsbesteding

119 (77%) respondenten doen aan vrijetijdsbesteding, waarvan kerk- of moskeebezoek en sporten bij een vereniging het meest populair zijn. Andere activiteiten vinden plaats bij lokale organisaties (buurt- en wijkhuizen). De vrijetijdsbesteding vindt plaats bij een organisatie voor 67 (34%) respondenten. Van de overigen doen 34 (22%) dat bij twee organisaties, vijftien (10%) bij drie instellingen en drie (2%) bij vier organisaties. Daarnaast doen respondenten vrijwilligerswerk.

77% doet aan vrijetijdsbesteding bij een maatschappelijke organisatie

— — —

40

In Nederland verricht 42%42 van de volwassen bevolking vrijwilligerswerk. Van de

migranten in Nederland (de Turken, Marokkanen, Antillianen, Surinamers, Indonesiërs en

overige niet-westerse landen) doet 22%43 vrijwilligerswerk. De hervestigers doen het wat dit betreft met 28% iets beter (43 respondenten).

‘Ik ben opzoek naar een betaalde baan. Ik doe vrijwilligerswerk in een ijssalon en ik ben lid van een Bhutanese organisatie.’ Bhutanese man - 31 jaar In de meeste landen waar de hervestigde vluchtelingen vandaan komen, wordt vrijwilligerswerk gezien als onbetaalde dienstverlening en dus als niet gewenst. Tijdens de

CO-trainingen wordt benadrukt dat vrijwilligerswerk van belang is bij het integreren in de Nederlandse samenleving. Belangrijke voordelen zijn het opdoen van werkervaring, het maken van sociale contacten en het leren van de Nederlandse taal. Bijlage D geeft inzicht in de diverse soorten vrijwilligerswerk die de respondenten verrichten. Tabel 3.3.2 Vergelijkingen vrijwilligerswerk onder diverse bevolkingsgroepen Bevolkingsgroep

Vrijwilligerswerk

Nederlandse bevolking

42%

Migranten

22%

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland

28%

Hervestigde vluchtelingen, 7 t/m 9 jaar in Nederland

27%

Hervestigde vluchtelingen, 4 t/m 6 jaar in Nederland

35%

Hervestigde vluchtelingen, 1 t/m 3 jaar in Nederland

21%

28% is actief als vrijwilliger 3.3.3 Conclusies sociaal culturele participatie

Hervestigde vluchtelingen komen vaak uit culturen waar sociale netwerken voor een

groot deel georganiseerd zijn langs familiebanden. In Nederland aangekomen moet de helft van hen zich zonder die verbanden zien te redden. Ze zien het plezier en nut van

netwerken in, vooral de wens om met Nederlanders in contact te komen is groot (90%). 62% van hun contacten zijn met Nederlanders. Geconcludeerd kan worden dat hervestigde vluchtelingen naast de contacten die er zijn met aanwezige familie en vrienden

hun best doen om op sociaal en cultureel vlak te participeren. Die contacten vinden voor een groot deel plaats in religieuze instellingen of sportverenigingen (82%) waar vrije-

tijdsactiviteiten worden ontplooid. Ook verricht 28% van de hervestigde vluchtelingen

vrijwilligerswerk. Dit percentage loopt af na zes jaar verblijfduur in Nederland. Mogelijk doordat mensen op een andere manier gaan participeren, zoals door werk.

42 http://www.vrijwilligerswerk.nl (bezocht op 27-1- 2015). 43 Klever, Dr. J., Allochtonen en vrijwilligerswerk, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2005.

41

— — —

— — —

42

4 Welbevinden Welbevinden staat voor de mate waarin iemand zich lichamelijk, geestelijk en sociaal goed voelt. 44 Welbevinden gaat dus over lekker in je vel zitten, maar ook over lichamelijk gezond zijn en tevreden zijn met je leven. Een goed of slecht welbevinden kan van invloed zijn op het dagelijks leven. Om het welbevinden van de hervestigde vluchtelingen te meten zijn aan de respon-

denten vragen en stellingen voorgelegd over lichamelijke gezondheid, geluksgevoel, zelfredzaamheid en stressfactoren. 45

Tevens is de band met Nederland aan de orde gekomen. Er zijn vragen gesteld over de oriëntatie op en identificatie met Nederland én het herkomstland. De respondenten

hebben tot slot hun leven in hun herkomstland, toevluchtsland en Nederland kunnen samenvatten in een rapportcijfer.

4.1 Lichamelijke gezondheid

70% van de respondenten voelt zich in de week voorafgaande aan het interview gezond. 25% heeft die week vanwege medische klachten niet kunnen werken, waarvan 12%

waarschijnlijk verklaard wordt door de groep die aangegeven heeft vanwege medische

problemen niet te kunnen werken. Deze percentages wijken nauwelijks af ten opzichte van cijfers over andere groepen vluchtelingen, zoals Afghanen, Irakezen, Iraniërs en

Somaliërs in Nederland. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau voelt 71% van deze vluchtelingen in Nederland zich gezond. 46

Gezondheidsgevoel vergelijkbaar met grote groepen andere vluchtelingen Van de 154 respondenten heeft 56% de afgelopen twee maanden een huisarts bezocht, 24% deed dat twee maal.

44 www.encyclo.nl/begrip/welbevinden (bezocht op 3-3-2015). 45 Met uitzondering op de vragen over de identificatie, hadden de respondenten de volgende antwoordmogelijkheden op de voorgelegde stellingen: helemaal mee oneens, oneens, neutraal, eens en helemaal eens. De scores, de percentages, zijn gebaseerd op beantwoording met eens en helemaal eens. 46 Dourleijn, Edith, 2011.

43

— — —

4.2 Geluks- en thuisgevoel

Het geluksgevoel van de respondenten is gemeten aan de hand van vijf stellingen die betrekking hebben op hoe men zich voelde de week voorafgaand aan het interview. 47

De uitkomst is dat 71% van de hervestigde vluchtelingen zich gelukkig voelt.

71% voelt zich gelukkig CBS-cijfers geven aan dat 84% van de Nederlanders tevreden is met hun leven. 48 15% van

de hervestigde vluchtelingen voelt het tegenovergestelde en geeft aan hulp te hebben gevraagd voor hun psychologische problemen. 6% geeft aan hierdoor de dagelijkse bezigheden niet te kunnen uitvoeren.

‘Ik geniet van het leven en voel mij gelukkig. Ik moet nu wel bij nul beginnen, dat is nog wel eens lastig. Ik moet mij aanpassen aan de Nederlandse cultuur.’ Irakese vrouw - 33 jaar Het thuisgevoel is gemeten aan de hand van vier voorgelegde stellingen. 49 Afgerond

geeft 73% aan zich thuis te voelen in Nederland, 77% geeft aan de rest van hun leven in Nederland te willen blijven wonen, 25% wil naar het herkomstland terugkeren als de situatie daar het toelaat.

De respondenten ervaren een grote mate van zelfredzaamheid. Dit is gemeten aan de hand van vier stellingen die gaan over boodschappen doen, reizen met het openbaar

vervoer, geloof in eigen capaciteiten en omgang met onvoorspelbare situaties.50 Mannen

blijken zelfredzamer dan vrouwen. Dat geldt ook voor mensen die in het buitenland

meer dan de basisschool hebben gevolgd, mensen die jonger zijn en mensen die een opleiding in Nederland volgen of gevolgd hebben.

Tabel 4.2 Vergelijkingen geluksgevoel onder diverse bevolkingsgroepen Bevolkingsgroep

Gelukkig

Nederlandse bevolking

84%

Migranten

82%*

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland

71%

Hervestigde vluchtelingen, 7 t/m 9 jaar in Nederland

68%

Hervestigde vluchtelingen, 4 t/m 6 jaar in Nederland

69%

Hervestigde vluchtelingen, 1 t/m 3 jaar in Nederland

76%

* Houwen, Karolijne van der en Moonen, Linda, Allochtonen en geluk, Centraal Bureau voor de Statistiek, Bevolkingtrends 2014, 2014.

47 Zie bijlage E: Stellingen over de relatie met Nederland. 48 CBS Statline, Welzijn; kerncijfers, persoonskenmerken, 24 november 2014. 49 Zie bijlage E: stellingen over de relatie met Nederland. 50 Idem.

— — —

44

Kenmerken die samenhangen met een hoger geluksgevoel bij de respondenten: • Hulp ontvangen van vrienden/familie wanneer nodig.

• Meer dan de basisschool buiten Nederland hebben gevolgd. • In een kleinere woonplaats wonen (0-30.000 inwoners). De achterliggende redenen hiervoor zijn niet bekend.

Geluksgevoel groter in kleine woonplaatsen Kenmerken die samenhangen met een lager geluksgevoel:

• Familie in het buitenland waarmee de respondenten contact onderhouden. • In Nederland ervaren discriminatie.

• Naarmate de respondenten langer in Nederland verblijven, neemt het geluksgevoel

niet toe. Dit is vergelijkbaar met het thuisgevoel. Ondanks toenemende oriëntatie op en economische participatie in de Nederlandse samenleving.

• Hervestigde vluchtelingen die het grootste gedeelte van hun verblijf in het toevluchtsland in een vluchtelingenkamp hebben gezeten voelen zich minder thuis in Nederland dan mensen die niet (het grootste gedeelte van hun verblijf in het vluchtland) in een vluchtelingenkamp hebben gewoond.

Het lijkt er op dat na een aanvankelijk enthousiasme over hervestiging naar Nederland, het besef van wat ze hebben achtergelaten groter wordt en daarmee de heimwee

toeneemt. Daarnaast groeit mogelijk met een langere verblijfsduur in Nederland het

gevoel een relatieve buitenstaander te zijn en te blijven in de samenleving. Het is van belang om deze gevoelens met casestudies te onderzoeken.

Een mogelijke uitleg voor het verband met de vluchtelingenkampen is dat het in het

onderzoek veelal om kampen in rurale gebieden gaat. Het leven hier verschilt veel met het leven in het verstedelijkte Nederland. Er is kortom een grote afstand naar de Nederlandse samenleving die moeilijk te overbruggen lijkt.

4.3 Ervaren discriminatie

Tijdens de gesprekken geeft 56% van de respondenten aan nooit discriminatie te hebben ervaren, 10% ervaart het zelden, 24% af en toe en 10% vaak.

10% ervaart vaak discriminatie Van de respondenten die discriminatie ervaren, is het voor 40% onduidelijk waarop de

discriminatie gestoeld was. De belangrijkste redenen die door de overige respondenten worden aangedragen zijn in volgorde van hoe vaak ze zijn aangegeven: uiterlijk, taal, etnische achtergrond, achternaam, vluchteling/buitenlander zijn, geloof, gedrag en

hoofddoek. Het zijn evenveel vrouwen als mannen die zich vaak gediscrimineerd voelen. 14% van alle christelijke respondenten voelen zich vaak gediscrimineerd. Geen van de moslims in dit onderzoek geeft aan vaak discriminatie te ervaren.

45

— — —

De belangrijkste plaatsen waar de ervaren discriminatie plaatsvindt zijn op straat, bij officiële instanties, bij het vinden van werk en op het werk. Een langer verblijf in

Nederland, een hoger gevoel van buitenstaander zijn en meer identificatie als vluchteling hangen samen met meer ervaren discriminatie.

4.4 Stress

Vluchtelingen moeten zich aanpassen aan de nieuwe samenleving. Dit kan gepaard

gaan met acculturatiestress, wat wordt gezien als spanning die het leven in een nieuwe samenleving met zich meebrengt.51 Aan de hand van voorgelegde stellingen blijkt dat

een meerderheid van de respondenten het gevoel heeft beter hun best te moeten doen om doelen te bereiken dan Nederlanders.52 Een probleem dat te maken heeft met de

beperkte Nederlandse taalvaardigheden. 70% van de geïnterviewden heeft het gevoel vaak niet te worden niet begrepen. Daar staat tegenover dat er op het gebied van gewoonten uit het herkomstland en Nederland in relatie tot (de omgang met) Nederlanders en landgenoten weinig problemen zijn.

‘Ik heb een goed leven in Nederland. Ik heb een mooi huis, familie om mij heen, veel veiligheid en ik heb het economisch goed. Alleen de taal is een probleem voor mij. De taal limiteert mijn leven.’ Colombiaanse vrouw - 45 jaar

4.5 Houding tegenover Nederland

John W. Berry is een van de grondleggers van het acculturatiemodel. Volgens dit model vangt voor hervestigde vluchtelingen bij hun aankomst in Nederland een acculturatie­ periode aan waarin culturele en psychologische veranderingen optreden door contact tussen twee culturele groepen. Welke veranderingen er optreden hangt over het

algemeen af van de mate waarin nieuwkomers aan hun oorspronkelijke culturele

identiteit vasthouden, de mate waarin ze de behoefte voelen om te participeren in de nieuwe samenleving en hoeveel waarde ze hieraan hechten. Nieuwkomers zoals

hervestigde vluchtelingen kunnen verschillende acculturatiestrategieën toepassen,

waaronder assimilatie, separatie, marginalisatie en integratie. Volgens Berry en andere onderzoekers is de optimale vorm van accultureren integreren, waarbij nieuwkomers zich zowel identificeren met de nieuwe cultuur als aspecten van de eigen identiteit

behouden.53 Deze personen hechten zowel waarde aan de dominante nieuwe samen­

leving als aan die van de eigen culturele groep. Volgens onderzoekers als Berry, Barnes54 en Choenarom55 kan deze emotionele verbondenheid nieuwkomers helpen om bijvoor-

beeld te participeren in de samenleving op politiek, economisch en sociaal niveau.

51 Berry, J.W., Immigration, Acculturation and Adaption, Applied Psychology 46, 1997. 52 Zie bijlage E: Stellingen over de relatie met Nederland. 53 Berry, J.W., 1997. 54 Barnes, D. , Resettled Refugees’ Attachment to their Original and Subsequent Homelands: Long-term Vietnamese Refugees in Australia, Journal of Refugee Studies, 14, 2001. 55 Choenarom, C., Williams, R.A. & Hagerty, B.M.,The Role of Sense of belonging and Social Support on Stress and Depression in Individuals with Depression, Archives of Psychiatric Nursing, 19, 2005.

— — —

46

Kortom, volgens deze theorie bevordert een goede band met Nederland én het

herkomstland de participatie van hervestigde vluchtelingen die de Nederlandse overheid van hen verwacht. De relatie met Nederland is gemeten aan de hand van voorgelegde

stellingen verdeeld over drie subthema’s: oriëntatie op en thuis voelen in Nederland en identificatie als Nederlander.56

82% oriënteert zich op Nederland Het gemiddelde percentage voor een oriëntatie op en verbondenheid met Nederland is 82% en die op het land van herkomst is 67%.

‘Ik woon nu in Nederland en ik wil meedoen met de rest. Elke land heeft zijn eigen cultuur en daar moet je aan mee doen. Ik pas me aan door de kleding, door het Nederlandse eten en door de Nederlandse feestdagen te vieren.’ Soedanese man - 31 jaar De stellingen wijzen uit dat 73% van de respondenten zich thuis voelt in Nederland.

73% voelt zich thuis in Nederland Ten slotte blijkt dat 67% van de respondenten zich tenminste soms identificeert als Nederlander, 84% als ‘herkomstlander’ en 46% als vluchteling.57

67% identificeert zich in eerste instantie als Nederlander, door een langere verblijfsduur neemt dit percentage toe

‘Ik combineer een mix van de Ethiopische cultuur en de Nederlandse cultuur en pak hier de goede dingen uit.’ Ethiopische vrouw - 20 jaar

56 Zie bijlage E: stellingen over de relatie met Nederland. 57 De respondenten hadden bij de identificatiestellingen de mogelijkheden die te beantwoorden met, zelden of nooit, soms, vaak en bijna iedere dag/altijd.

47

— — —

Tabel 4.5a Identificatie respondenten

100 80 60 40 20 0

Nederlander

Herkomstlander

Vluchteling

Er zijn twee betrouwbare onderlinge verbanden tussen deze identificatiewaarden,

namelijk dat hervestigde vluchtelingen die zich vaker als Nederlander identificeren zich minder vaak als ‘herkomstlander’ en vluchteling zien.

Verdere analyse, waarbij de samenhang betrouwbaar is, wijst het volgende uit:

• Hogere identificatie als Nederlander hangt samen met een langere verblijfsduur in Nederland en het zich thuis voelen in Nederland.

• Hogere identificatie als herkomstlander hangt samen met een kortere verblijfsduur in Nederland.

• Hogere identificatie als vluchteling hangt samen met een lager thuisgevoel in Nederland.

Tabel 4.5b Identificatie als Nederlander van hervestigde vluchtelingen

— — —

Verblijfduur

Identificatie als Nederlander

Hervestigde vluchtelingen, 1-9 jaar in Nederland

67%

Hervestigde vluchtelingen, 7 t/m 9 jaar in Nederland

84%

Hervestigde vluchtelingen, 4 t/m 6 jaar in Nederland

64%

Hervestigde vluchtelingen, 1 t/m 3 jaar in Nederland

56%

48

Uit de analyse blijkt dat de verblijfsduur duidelijk de identificatie als Nederlander

bepaalt, want hoe langer hervestigde vluchtelingen in Nederland zijn, des te meer ze zich identificeren als Nederlander. Formeel krijgt dit gestalte door de mogelijkheid het

Nederlanderschap aan te vragen, vijf jaar na aankomst in Nederland en als het inburgeringexamen is behaald. Het verkrijgen van het Nederlanderschap wordt in gemeenten gevierd door tijdens een ceremonie het paspoort te overhandigen.

Van de door het CBS onderzochte groepen vluchtelingen uit Irak, Afghanistan, Somalië en Iran identificeren de Somaliërs zich het meest alleen als herkomstlander. De andere

drie groepen liggen dichter bij elkaar. Gemiddeld identificeert 40% van deze vier groepen

zich alleen als herkomstlander, 36% als Nederlander en herkomstlander en 24% alleen als Nederlander.58

4.6 Rapportcijfer over Nederland

Tot slot is aan alle respondenten gevraagd hun oordeel over het leven in herkomstland,

toevluchtsland en Nederland uit te drukken op een schaal van een tot en met tien. Voor

sommige respondenten bleek het lastig/onmogelijk te zijn om iets dergelijks in een cijfer uit te drukken. Dit heeft er mede toe geleid dat niet iedereen deze vragen heeft beantwoord. Ook waren sommigen bijvoorbeeld te jong toen ze het herkomstland verlieten

om iets over hun leven daar te kunnen zeggen. Uiteindelijk hebben 118 respondenten een cijfer over hun leven in het herkomstland gegeven, 123 over het toevluchtsland en 134

over Nederland. De cijfers hieronder zijn gemiddelde waarderingen die de betreffende respondenten hebben gegeven. Toevluchtsland: 4,1

Er is een significant verschil in de waardering van het leven in het toevluchtsland tussen mensen die in een vluchtelingenkamp verbleven en mensen die zelfstandig in een stad

of dorp woonden. De vluchtelingen die zelfstandig woonden, geven een hogere waardering aan het toevluchtsland dan zij die in een vluchtelingenkamp verbleven. Herkomstland: 5,3

Er zijn geen statistische analyses uitgevoerd om het waardeoordeel over het leven in het herkomstland mogelijk te associëren met andere factoren. Het onderzoek is hoofdzakelijk gericht op het leven in Nederland.

Rapportcijfer Nederland: 7,7 Nederland: 7,7

Een hoger welbevinden hangt betrouwbaar en sterk samen met een hoger waarde­

oordeel. Een betere Nederlandse spreekvaardigheid van de respondent, ingeschat door

de interviewers, hangt eveneens significant samen met een hogere waardering van het leven in Nederland.

58 CBS Statline, Integratie van Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Somaliërs, Polen en Chinezen, 12 december 2012.

49

— — —

De grote pluspunten voor dit rapportcijfer zijn de veiligheid en vrijheid, betere

leefstandaard en betere kansen voor de kinderen.59 De meest benoemde minpunten zijn

taalproblemen, geen werk hebben of opleiding volgen en het gemis van vrienden en familie.

‘Het belangrijkste is dat ik hier in Nederland veilig ben.’ Eritrese man - 33 jaar ‘Mijn kinderen gelukkig zien in Nederland, maakt mij gelukkig’ Irakese man - 35 jaar ‘Ik voel mij thuis in Nederland. In Nederland gaat het er om of je talent hebt en niet om geld.’ Cambodjaanse vrouw - 25 jaar

4.7 Conclusie

Het gevoel van gezond zijn is onder hervestigde vluchtelingen die geïnterviewd zijn even groot als onder grote groepen andere vluchtelingen in Nederland. Ruim 70% voelt zich gezond.

Bijna driekwart van de respondenten geeft aan gelukkig te zijn in Nederland. Een sociaal netwerk hebben, meer dan zes jaar basisonderwijs gevolgd hebben in het land van

herkomst en in  een kleine gemeente wonen, draagt bij aan een hoger geluksgevoel. De oriëntatie op Nederland is groot met 82%. 73% voelt zich thuis in Nederland en 67%

van de respondenten identificeert zich in min of meerdere mate als Nederlander. Zowel de oriëntatie als identificatie nemen met een langere verblijfsduur in Nederland toe.

Dit langere verblijf in Nederland leidt tot een lager geluksgevoel, ondanks toenemende

oriëntatie op en identificatie met Nederland en een stijgende economische participatie.

Recent onderzoek60 bevestigt dit beeld aan de hand van een alternatief op de integratie-

paradox. Hierbij wordt niet het opleidingsniveau, maar de verblijfsduur als indicator

genomen. Het blijkt dat de grootste groepen vluchtelingen in Nederland op de langere duur ondanks een toenemende integratie, beheersing van de Nederlandse taal en

identificatie met Nederland, meer discriminatie en minder acceptatie ervaren. Volgens deze alternatieve integratieparadox neemt hun geluksgevoel af.

59 Zie bijlage F: Toelichting rapportcijfer leven in Nederland. 60 Borsje, Boris, Een alternatieve integratieparadox, De invloed van verblijfsduur op ervaren groepsdiscriminatie, gemeten onder de vier grootste niet-westerse vluchtelingengroepen in Nederland, Universiteit Utrecht, Master Multiculturalisme in vergelijkend perspectief, 2014.

— — —

50

Naast de identificatie als Nederlander identificeert 84% van de respondenten zich als

herkomstlander. Deze identificatie neemt met de jaren af. Vanwege de grote oriëntatie op Nederland en identificatie als Nederlander en herkomstlander, is er onder een

meerderheid van de hervestigde vluchtelingen, volgens de integratiedefinitie van Berry, draagvlak voor participatie in de Nederlandse samenleving. De cijfers in dit onderzoek

wijzen uit dat dit draagvlak met een langere verblijfsduur in Nederland toeneemt. Bijna

80% van de respondenten heeft het idee dat ze harder moeten werken dan anderen om hun doel te bereiken. Dit wordt vooral gerelateerd aan het leren van de taal.

10% van de respondenten ervaart vaak discriminatie. Op straat, bij officiele instanties, bij het vinden van werk of op het werk. Degenen die daar een reden voor denken te weten (60%) geven aan dat uiterlijk, taal, etnische achtergrond, achternaam, vluchteling/ buitenlander zijn, geloof, gedrag en hoofddoek een rol speelt.

Nederland krijgt van de respondenten op een schaal van 1 tot 10 een gemiddeld cijfer van 7,7 en het land van herkomst een 5. Het gevoel van vrijheid en veiligheid spelen daarbij een belangrijke rol.

51

— — —

— — —

52

5 Begeleiding Een geslaagde hervestiging betekent succesvol deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Dat de vluchteling daarbij de regie in eigen handen houdt is een uitdaging, maar cruciaal voor succes. Het COA en zijn ketenpartners hebben ieder hun eigen rol in het hervestigingsproces. Deze rollen zijn uitvoerig beschreven in het WODC-onderzoek uit 2013.61 Het COA biedt trainingen, begeleiding en advisering, zowel in het toevluchtsland als in

Nederland en voert zodoende de regie in het hervestigingproces. De UNHCR en IOM zijn

actief in het toevluchtsland en tijdens de overkomst. De gemeenten, VluchtelingenWerk Nederland, Stichting voor Vluchtelingstudenten (UAF) en lokale instanties zijn actief in Nederland.

Van de 154 respondenten geven er 136 (88%) aan hulp te hebben ontvangen in het

toevluchtsland, de overigen (12%) hebben geen begeleiding ervaren. 153 van de 154 respondenten geven aan begeleiding te hebben ontvangen in Nederland.

Aan de respondenten zijn vragen voorgelegd over de mate waarin de begeleiding bijdraagt aan kennis van de Nederlandse samenleving (KNS), het leren van de

Nederlandse taal (NT2), het opbouwen van een sociaal netwerk en het vinden van een passende opleiding en werk.

Verderop in dit hoofdstuk komen de begeleidende instanties aan het woord. Dertig contactpersonen van gemeenten, VluchtelingenWerk en overige organisaties zijn

geïnterviewd. Hun ervaringen en ideeën over het werken met de doelgroep zijn geïnventariseerd en samengevat. Eveneens zijn er vragen gesteld over hulp die hervestigde vluchtelingen mogelijk aangeboden krijgen van privépersonen.

5.1 Begeleiding in het toevluchtsland

Aan de respondenten is de open vraag voorgelegd van welke organisaties ze begeleiding hebben ontvangen voor het vertrek naar Nederland. Deze vraag biedt een inkijk in de mate waarop begeleiding wordt beleefd en herkend. Zo hebben alle hervestigde

vluchtelingen begeleiding of assistentie ontvangen van de UNHCR en IOM, terwijl dat niet naar voren komt in de antwoorden. 136 hervestigde vluchtelingen geven aan begeleiding te hebben ontvangen.

61 WODC, Directe plaatsing in gemeenten van hervestigde vluchtelingen, Een onderzoek naar de impact van het gewijzigde beleid, 2013.

53

— — —

Op de vraag van welke organisaties die begeleiding komt, kunnen de respondenten meer-

dere antwoorden geven. Het COA wordt 105 keer genoemd, de UNHCR 51 keer, IOM 41 keer en de Nederlandse ambassade wordt zes keer aangehaald.

5.1.1

Beoordeling begeleiding IOM in toevluchtland

De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) regelt de overkomst van de hervestigde vluchtelingen. Tot 2010 geeft IOM vlieginstructies aan de hervestigde vluchtelingen. Ook aan degenen die van het COA CO-trainingen krijgen. Tijdens een korte training worden

pakinstructies, de procedures op de vertrekkende luchthaven, de vlucht en de aankomst-

procedures op Schiphol uitgelegd. Met ingang van 2010 verzorgt IOM, op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het COA, op projectbasis voor een aantal van de vluchtelingen die als dossiercases62 naar Nederland komen een verkorte versie van de trainingen die het COA de groepen biedt. Afhankelijk van logistieke factoren duurt de training (NLCO) een dagdeel (basic package) of acht dagdelen (extended package).63

De training biedt basale informatie over Nederland. 

In totaal hebben 41 mensen aangegeven dat IOM hen in de voorbereidingen voor vertrek

naar Nederland heeft begeleid. Twintig hervestigde vluchtelingen hebben enkel logistieke ondersteuning ontvangen. Negentien mensen hebben de vlieginstructies van IOM

ontvangen en twee hebben NLCO-trainingen gehad, beiden het extended package. 33% van de 21 respondenten die de vlieginstructie (19 personen) of de NLCO-trainingen

(2 personen) hebben gekregen, hebben deze voorbereidingen als waardevol ervaren voor het beter leren kennen van de Nederlandse samenleving.  

5.1.2 Beoordeling begeleiding COA in toevluchtland

De weg naar participatie in Nederland begint tijdens de intakegesprekken gedurende de selectiemissie waar kandidaat hervestigde vluchtelingen van COA-medewerkers een

beknopte uitleg over Nederland krijgen. Na de selectie krijgen ze de CO-trainingen van het

COA aangeboden en individuele gesprekken, minimaal een per familie tijdens iedere training.

78% heeft COA-begeleiding ontvangen in toevluchtland 118 van de 154 respondenten (78%) heeft voorafgaand aan het vertrek naar Nederland

begeleiding van het COA gehad. De overigen zijn als dossiercase gekomen en hebben geen COA-begeleiding in het toevluchtland gekregen.

105 (89%) van de 118 respondenten die COA-begeleiding heeft gehad, herkent en benoemt de begeleiding van het COA. 86% van de respondenten die de begeleiding hebben

ontvangen is het minimaal eens met de stelling dat de begeleiding van het COA hen helpt bij KNS. Bij 83% geldt dat bij het leren van NT2, 57% bij het krijgen van Nederlandse

vrienden en kennissen, 46% bij het vinden van een passende opleiding en 44% bij het vinden van werk.

62 Dossiercases zijn hervestigde vluchtelingen die niet tijdens een selectiemissie geselecteerd zijn. Zie ook Hoofdstuk 1: inleiding. 63 www.nlco.iom.int (bezocht op 4-2-2015).

— — —

54

Figuur 5.1.2 Beoordeling COA-begeleiding in toevluchtland

86%

83%

Verbeteren KNS

57%

Opbouwen netwerk

Verbeteren NT2

46%

Vinden van opleiding

44%

Vinden van werk

Winst behalen op de thema’s werk, opleiding en het opbouwen van een netwerk via CO-trainingen COA Als pluspunten geven 90 deelnemers (86%) aan dat ze goed advies en informatie over

Nederland hebben ontvangen. Vooral de thema’s werk, opleiding, financiën en uitkering worden genoemd en de trainingsvormen (veel video- en spelelementen) worden

gewaardeerd. De behulpzaamheid en bereikbaarheid van het COA wordt gewaardeerd. Als belangrijkste verbeterpunten geven 66 deelnemers (63%) aan dat ze graag meer

training van het COA hadden ontvangen. Dertien deelnemers (12%) geven aan dat ze te weinig en/of verkeerde informatie hebben ontvangen, bijvoorbeeld over het leven in Nederland of de financiële situatie. Vijf respondenten (5%) geven aan dat ze meer aandacht voor hun privésituatie hadden gewild.

Voor het COA is het van belang om meer informatie over de verbeterpunten te hebben.

Onderzocht wordt of de hervestigde vluchtelingen jaarlijks geïnterviewd kunnen worden over de CO-trainingen, volgens de op COA-locaties gehanteerde methodiek van het bewonerstevredenheids (BTO).64

64 www.coa.nl/sites/www.coa.nl/files/publicaties/bestanden/3576.1103_coa_inbeeld_1_juli2013_web.pdf en www.coa.nl/sites/www.coa.nl/files/publicaties/bestanden/jaarverslag_coa_2012_nieuwe_wegen.pdf.

55

— — —

5.2 Begeleiding in Nederland

Ten tijde van de interviews ontvangen 92 hervestigde vluchtelingen (60%) begeleiding in Nederland, 61 (40%) ontvingen niet nu maar ooit in Nederland begeleiding en één respondent geeft aan nooit begeleiding te hebben gehad.

In totaal geven 119 respondenten (77%) aan hulp van VluchtelingenWerk Nederland te

ontvangen of te hebben ontvangen, 90 (58%) van de gemeente, 75 (49%) van het COA, elf (7%) van UAF en twee (1%) van IOM. Bij de beantwoording van deze vraag zijn

meerdere antwoorden mogelijk. Naast deze organisaties wordt nog een breed scala aan overige organisaties genoemd.65

5.2.1 Beoordeling begeleiding COA in Nederland

Van 2005 tot en met 2010 werden hervestigde vluchtelingen opgevangen in asiel­

zoekerscentrum (azc) Amersfoort. Gemiddeld woonden de hervestigde vluchtelingen daar zes maanden. In die periode zijn 102 van de respondenten (66%) in Nederland

gearriveerd en 75 (74%) van hen geven aan hulp van het COA te hebben ontvangen.

74% heeft COA-begeleiding in Nederland ontvangen Met ingang van 2011 worden hervestigde vluchtelingen direct na aankomst in de

gemeente geplaatst. De verantwoordelijkheid en begeleiding van het COA houdt op na de procedures die maximaal 48 uur na aankomst in Nederland afgerond zijn. 91% van de 52 hervestigde vluchtelingen die in de jaren 2011 tot en met 2013 in Nederland zijn aangekomen geeft aan geen begeleiding van het COA te krijgen na aankomst in de

gemeente. Dat is begrijpelijk, omdat daar de verantwoordelijkheid van het COA eindigt. De scores ten aanzien van de vragen waarbij de respondenten het minimaal eens zijn met het belang van de COA-begeleiding na aankomst zijn als volgt: verbetering KNS

86%, NT2 84%, opbouwen sociaal netwerk 34%, vinden van een opleiding 35% en het vinden van werk 32%.

De waardering van respondenten voor de COA-begeleiding tijdens het model tot 2011

(centrale opvang in azc Amersfoort) ten opzichte van het nieuwe model (uitbreiding naar drie CO-trainingen voor aankomst) is vergeleken in onderstaand staafdiagram.

Hogere waardering COA-begeleiding sinds 2011

65 DWI, Humanitas (4), Jehova’s getuigen, kerk (3), kinderoppas, MOA (2), Moedercentrum Maximina, NVA (centrum voor duurzame inburgering), Optidee (2), Stichting Palet (3), RAWB, RIVB, Robert Coppes Stichting, Schoonmaakster, Sedna, Sociale dienst, Stichting Leergeld (3), Stichting MEE EEN, Stichting Siham, Stichting Welzijn, SVB & Vrouwengroep.

— — —

56

Figuur 5.2.1 Beoordeling COA-trainingen per onderdeel tot en met 2010 en vanaf 2011

86% 86%

Verbeteren KNS

84% 83%

Verbeteren NT2 32% Opbouwen netwerk

44%

34% Vinden van opleiding 35% Vinden van werk

57%

46%

t/m 2010 vanaf 2011

De scores voor KNS en NT2 zijn vergelijkbaar hoog. Op de onderdelen ‘opbouwen van een sociaal netwerk’, ‘het vinden van een passende opleiding’ en ‘werk’ wordt bij het model vanaf 2011 (uitbreiding naar drie CO-trainingen) hoger gescoord. Ook geven de respondenten aan dat in azc Amersfoort bij uitplaatsing te weinig rekening kon worden gehouden met de privésituatie (bijvoorbeeld het hebben van familieleden in een bepaalde regio).

5.2.2 Beoordeling begeleiding gemeenten Gemeenten voeren de regie op de begeleiding van hervestigde vluchtelingen in

gemeenten en zijn verantwoordelijk voor het aanbieden en (sinds 2011) inrichten van een geschikte woning. Daarbij hebben gemeenten de taak hervestigde vluchtelingen te

informeren over onderwijs en leerplichtige vluchtelingen onderwijs aan te bieden. De

gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inburgering van hervestigde vluchtelingen die

vóór 1 januari 2013 verplicht waren te starten met een inburgeringscursus.66 Per 1 januari

2013 is het de verantwoordelijkheid van de vluchteling om zich met behulp van een lening via Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor te bereiden op het inburgeringsexamen.

66 WODC, Directe plaatsing in gemeenten van hervestigde vluchtelingen, Een onderzoek naar de impact van het gewijzigde beleid, 2013.

57

— — —

90 respondenten (58%) geven aan begeleiding van de gemeente te krijgen of te hebben gekregen. 47% is het ermee eens dat de begeleiding van de gemeente heeft geholpen bij het verbeteren van KNS, voor 67% geldt dat bij NT2, voor 11% bij het opbouwen van een

sociaal netwerk, voor 40% bij het vinden van een opleiding en 38% bij het vinden van werk.

58% heeft begeleiding van de gemeente gekregen Door de respondenten worden 112 pluspunten gegeven ten aanzien van de begeleiding

die de gemeente biedt. De financiële en administratieve begeleiding worden het meest gewaardeerd. Ook wordt de verbeterde levensstandaard toegeschreven aan deze

begeleiding. Een ander groot pluspunt zijn de taallessen die de respondenten via de gemeente volgen of hebben gevolgd. Daartegenover worden 70 verbeterpunten

gegeven, waarbij de grootste kritiek is dat de gemeente te weinig rekening houdt met persoonsgebonden situaties en te weinig informatie en steun biedt. De twee laatste grotere punten zijn problemen met de taallessen en met contactpersonen. Figuur 5.2.2 Beoordeling begeleiding gemeenten

67%

47%

Verbeteren NT2

40%

Vinden van opleiding

— — —

58

Verbeteren KNS

38%

Vinden van werk

11%

Opbouwen netwerk

Het is vrijwel onmogelijk te onderzoeken hoe deze variatie in antwoorden samenhangt met specifieke gemeenten, aangezien de diversiteit van gemeenten waarin respon-

denten wonen groot is. In totaal zijn er respondenten uit 72 gemeenten in de steekproef aanwezig. Gedurende de eerste maand in de gemeente wordt de meeste begeleiding ontvangen, namelijk vier maal per maand, net als bij VluchtelingenWerk Nederland.

De meeste respondenten geven aan in de maand voorafgaand aan het interview geen

of eenmaal begeleiding van de gemeente te hebben ontvangen. Net als de begeleiding van VluchtelingenWerk Nederland duurt die van de gemeente in de meeste gevallen 24 maanden.

5.2.3 Beoordeling begeleiding VluchtelingenWerk Nederland Maatschappelijke organisaties, zoals VluchtelingenWerk Nederland of andere lokale organisaties, begeleiden (hervestigde) vluchtelingen bij (de eerste periode van) hun

verblijf in Nederland. De begeleiding heeft betrekking op allerhande aangelegenheden. Van het wegwijs maken in de nieuwe woning, het bekend maken met de plek waar ze

wonen, tot het regelen van de financiën.67 Sinds 2011 komt er naast deze begeleiding het

voor aankomst inrichten van de woningen bij. In de praktijk wordt in de meeste gevallen de inrichting (van de woning) verzorgd door de organisatie die ook de maatschappelijke begeleiding verzorgt.

119 (77%) van de 154 respondenten geven aan hulp van VluchtelingenWerk Nederland te hebben gekregen.

Gedurende de eerste maand na aankomst krijgen de hervestigde vluchtelingen de

meeste begeleiding; gemiddeld viermaal per maand. De maand voorafgaand aan het

gehouden interview heeft bijna de helft van de 119 respondenten geen begeleiding meer ontvangen, 30 mensen ontvangen nog ongeveer viermaal per maand begeleiding en twaalf geïnterviewden eenmaal per maand. Hoe korter hervestigde vluchtelingen in Nederland verblijven, hoe meer begeleiding ze de maand voor het interview hebben

gehad. Gemiddeld krijgen de hervestigde vluchtelingen 24 maanden begeleiding van VluchtelingenWerk Nederland.

77% heeft begeleiding van VluchtelingenWerk Nederland ontvangen

68 respondenten (57%) geven aan dat die begeleiding heeft geholpen bij het verbeteren van KNS, voor 67 respondenten (56%) geldt dat bij het verbeteren van NT2, voor 42

respondenten (35%) bij het opbouwen van een sociaal netwerk, voor 29 respondenten

(24%) bij het vinden van een passende opleiding en voor 25 respondenten (21%) bij het vinden van werk.

67 WODC, Directe plaatsing in gemeenten van hervestigde vluchtelingen, Een onderzoek naar de impact van het gewijzigde beleid, 2013.

59

— — —

De respondenten komen met 196 pluspunten voor de begeleiding die VluchtelingenWerk

Nederland biedt. In de interviews was geen tijd om nader in te gaan op zowel de plus- als verbeterpunten. De administratieve ondersteuning wordt verreweg het meest genoemd en gewaardeerd.  Daarnaast wordt het hebben van een contactpersoon als positief

ervaren. Ook de taallessen die via VluchtelingenWerk Nederland worden gevolgd worden vaak genoemd.  Een hoge waardering krijgt ook de behulpzaamheid en bereikbaarheid van VluchtelingenWerk Nederland.

Er worden 60 verbeterpunten geformuleerd. Op nummer één staat dat de begeleiders onvoldoende zijn opgeleid. Daarnaast wordt er miscommunicatie met de contactper-

sonen van VluchtelingenWerk Nederland ervaren. Ook worden problemen bij huisves-

ting gezien als een minpunt van de begeleiding. Een deel vindt de begeleiding te kort. Figuur 5.2.3 Beoordeling begeleiding VluchtelingenWerk Nederland

56%

57%

Verbeteren NT2

Verbeteren KNS

35%

Opbouwen netwerk

24%

Vinden van opleiding

21%

Vinden van werk

5.2.4 Beoordeling begeleiding UAF

Van alle hervestigde vluchtelingen komt een klein deel in aanmerking voor begeleiding van Stichting voor Vluchtelingstudenten (UAF). Criteria die het UAF daarvoor stelt, zijn dat de vluchtelingen twaalf jaar onderwijs moeten hebben genoten, Engels of Frans

spreken, een reëel opleidingsplan kunnen formuleren en de motivatie hebben om te

studeren. Elf respondenten hebben deze begeleiding ontvangen. Drie van hen geven aan baat te hebben gehad van de UAF-begeleiding bij het vinden van werk.

— — —

60

5.3 Begeleidende instanties aan het woord

Veertien contactpersonen van gemeenten, tien van VluchtelingenWerk, één van

Organisatie Cares, Humanitas (Groningen), Stichting Palet (Overijssel) en UAF zijn

geïnterviewd. Deze 30 contactpersonen en hun organisaties hebben samen ervaring met het werken met ongeveer duizend hervestigde vluchtelingen.68 De interviews zijn zoveel

mogelijk over de provincies verspreid, met de beperking dat in de provincies meer of

minder hervestigde vluchtelingen wonen. Naast de provinciale spreiding is gelet op de representatieve vertegenwoordiging van de diverse organisaties. De twee grootste

groepen contactpersonen zijn uit gemeenten en VluchtelingenWerk Nederland geselecteerd. De overige uit de andere lokale en landelijke instellingen.

Figuur 5.3 Respondenten begeleidende instanties per provincie

2 1

4

3

5 1

6

5 3

68 Zie bijlage F: Geïnterviewde begeleidende instanties.

61

— — —

Ervaren verschillen tussen hervestigde vluchtelingen en vergunninghouders die ­zelfstandig naar Nederland gekomen zijn

De geïnterviewden is gevraagd of zij verschil ervaren tussen vergunninghouders die zelfstandig naar Nederland zijn gekomen en hervestigde vluchtelingen. De meest voorkomende antwoorden zijn:

• De verschillen tussen de vluchtelingen zijn afhankelijk van de cultuur, het leven, werk en de scholing die ze hebben gehad en niet of ze als hervestigde vluchteling naar Nederland zijn gekomen.

• Hervestigde vluchtelingen zijn minder bekend met de Nederlandse samenleving dan

vergunninghouders. Dit komt doordat vergunninghouders tijdens de asielprocedure al langere tijd in een azc verbleven en zo meer bekend zijn geraakt met Nederland.

• De begeleiding van hervestigde vluchtelingen is intensiever.

• Hervestigde vluchtelingen zijn gemotiveerder, maar minder zelfstandig. Dit komt

volgens de respondenten omdat ze al snel afhankelijk worden van hun toegewezen contactpersonen.

• Hervestigde vluchtelingen hebben vaak meer achterstand opgelopen wat betreft

scholing dan vergunninghouders. In de interviews met hervestigde vluchtelingen zijn geen aanwijzingen te vinden dat de opleidingsachtergrond afwijkt van die van grote groepen andere vluchtelingen in Nederland. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3: Maatschappelijke participatie.

Begeleiding door gemeenten en VluchtelingenWerk Nederland

De geïnterviewden is gevraagd naar hun taken in relatie tot begeleiding van de hervestigde vluchtelingen. Gemeenten geven aan dat zij zich voornamelijk richten op de formaliteiten, zoals het (via de woningcorporatie) aanbieden van een woning en

aanmelden voor taallessen en inburgeringcursussen. De maatschappelijke begeleiding

wordt meestal uitbesteed aan een begeleidende organisatie, meestal VluchtelingenWerk Nederland. Zij hebben vrijwilligers die gekoppeld worden aan gezinnen en/of alleenstaanden. Deze contactpersonen helpen de hervestigde vluchtelingen wegwijs te

worden in de gemeente, assisteren bij administratieve zaken, het contact maken met de

buren, budgetteren en meer. Het bevorderen van zelfredzaamheid is het voornaamste en overkoepelende doel.

Wat zijn de grootste uitdagingen met betrekking tot de begeleiding

De geïnterviewden geven aan dat hervestigde vluchtelingen bij aankomst een intensieve begeleiding nodig hebben. Ze moeten geïntroduceerd worden in hun woonomgeving en de gemeente. Deze begeleiding wordt beschouwd als duur en tijdrovend.

Contactpersonen geven aan de financiële middelen niet te hebben. Een andere grote uitdaging is er bij aankomst in de gemeente, als blijkt dat hervestigde vluchtelingen

geen Burger Service Nummer (BSN) hebben. Hierdoor loopt het aanvragen van voorzieningen vertraging op.

— — —

62

Andere opvallende zaken met betrekking tot hervestigde vluchtelingen

De geïnterviewden geven aan dat de volgende zaken bij hervestigde vluchtelingen opvallen:

• Erg hoge, vaak onrealistische verwachtingen.

• Dankbaarheid en grote motivatie. Ze voelen zich uitverkoren en zo uiten ze zich ook over Nederland en de begeleiding.

• De groep is erg beschadigd. Ze hebben veel trauma’s opgelopen en hebben psychische problemen. Het zijn schrijnende gevallen met een heftig vluchtverhaal.

• Het gevaar voor vereenzaming van vluchtelingen is reëel. Hervestigde vluchtelingen

komen vaak in groepsverband aan, wat wel als buffer kan dienen voor de problemen die ze ervaren. Ze zoeken elkaar op.

• Hervestigde vluchtelingen kenmerken zich door veel medische problemen. Uit de

uitkomsten van de interviews met hervestigde vluchtelingen blijkt echter dat het

gevoel van gezondheid vergelijkbaar is met dat van grote groepen andere vluchtelingen in Nederland. Zie hoofdstuk 4: Welbevinden.

Aansluiting van de begeleiding op de behoeften van de hervestigde vluchtelingen Het merendeel van de geïnterviewden heeft het gevoel dat de begeleiding die zij

aanbieden aansluit bij de behoeften van de hervestigde vluchtelingen. Gemeenten

geven aan dat ze van de begeleidende organisaties niets over problemen horen en ervan uitgaan dat vluchtelingen tevreden zijn. Wel denken ze dat de begeleiding te kort is, maar de basisbehoeften wel dekt.

VluchtelingenWerk geeft aan dat de meeste vluchtelingen blij zijn met de begeleiding.

Ook hier is de gedachte dat de begeleiding feitelijk langer moet duren, maar het door het rijk uitgekeerde lumpsum bedrag per hervestigde vluchteling daar te laag voor is. Situatie van de kinderen

De overheersende observaties en gedachten zijn dat het goed gaat met de kinderen van hervestigde vluchtelingen. Vooral met de kleinere kinderen, omdat zij beginnen op de

basisschool in Nederland. Alle kinderen gaan naar het reguliere onderwijs. Soms hebben ze last van psychische problemen. Het komt voor dat jongeren ontsporen, omdat ze

tussen twee culturen in zitten. Het verschilt per kind welke begeleiding het nodig heeft. Vaak wordt ingeschat dat de kinderen bij aanvang een lager schoolniveau hebben dan Nederlandse kinderen.

Gemeenten goede plek voor ontvangen vluchtelingen

Het merendeel van de geïnterviewden geeft aan dat hun gemeente een goede plek is om hervestigde vluchtelingen te ontvangen. Er zijn genoeg voorzieningen en de begeleiding

is goed. Veel geïnterviewden geven aan dat een gemeente beter klein dan groot kan zijn, want in een kleine gemeente is volgens hen meer sociale cohesie. Dit toont overeen­ komsten met de bevinding dat respondenten uit kleinere woonplaatsen een hoger

geluks­gevoel ervaren. In een grote gemeente kan iemand zich eerder eenzaam voelen en kan er clustering van nieuwkomers ontstaan die de integratie belemmert.

63

— — —

5.4 Begeleiding uit sociaal netwerk

Naast alle begeleidende instanties zijn er ook personen die de hervestigde vluchtelingen ondersteuning kunnen bieden. De vraag over welke personen de respondenten op welke wijze bij het leven in Nederland geholpen hebben, of helpen, is als volgt gesteld: ‘Noem een paar personen die voor u belangrijk zijn (of zijn geweest) en u in het bijzonder

hebben geholpen bij het leven in Nederland.’ Over deze personen is gevraagd wat hun

relatie met de respondent is, wat hun etnische achtergrond is en hoe ze de respondent in het bijzonder geholpen hebben. De respondenten waren niet verplicht een naam te geven en konden maximaal vijf personen opgeven.

73% krijgt ondersteuning van privépersonen 113 respondenten (73%) geven aan minstens één persoon te hebben die hen ondersteunt en/of begeleiding biedt. 71 respondenten daarvan hebben een tweede ondersteunings-

persoon, 34 respondenten hebben drie personen, twaalf hebben vier personen en tot slot vijf respondenten hebben vijf ondersteuners. Verder is gekeken naar de relatie tussen de

respondenten en de benoemde ondersteuningspersonen. De ondersteuners zijn meestal personen van organisaties of gemeenten, buren en vrienden. Het belang van dit

privénetwerk wordt duidelijk bij de inventarisatie van taken waarbij deze personen de hervestigde vluchtelingen assisteren. Genoemd worden onder andere: administratief werk (70 keer genoemd), praktische zaken (66 keer genoemd) en verder financiële

ondersteuning, medische ondersteuning, begeleiding en advies geven, ondersteuning van de scholing, hulp bij de Nederlandse taal en Nederlandse samenleving, vervoer/ transport, hulp bij persoonlijke problemen en maatschappelijk werk/hulp.

Daarnaast is gevraagd naar de etnische achtergrond van deze ondersteuners. Van de in totaal 235 aangegeven ondersteuningspersonen zijn er 142 Nederlanders (60%) en 47

met hetzelfde land van herkomst als de hervestigde vluchteling (17%). De overige 23% betreft migranten van een ander herkomstland.

5.5 Conclusies begeleiding

Bijna 80% van de hervestigde vluchtelingen heeft voor vertrek naar Nederland begelei-

ding van het COA gehad. Meer dan 80% van hen geeft aan dat dit hen geholpen heeft bij het beter leren kennen van de Nederlandse samenleving en het leren van de

Nederlandse taal. Ruim de helft geeft de waarde van COA-voorbereiding aan bij het

krijgen van Nederlandse vrienden en kennissen. Iets minder dan de helft bij het vinden van een passende opleiding en van werk. Twee derde van de respondenten heeft na

aankomst in Nederland in asielzoekerscentrum (azc) Amersfoort gewoond. De waarde

van begeleiding bij kennis over Nederland en de Nederlandse taal wordt door meer dan 80% onderschreven.

— — —

64

Het blijkt dat de respondenten de begeleiding sinds 2011 (uitbreiding naar drie

CO-trainingen) een betere voorbereiding vinden bij het krijgen van Nederlandse vrienden en kennissen, het vinden van een passende opleiding en van werk.

77% geeft aan door VluchtelingenWerk Nederland te zijn of worden begeleid. Bijna 60%

daarvan geeft aan dat die begeleiding heeft geholpen bij het verbeteren van KNS en NT2, 35% bij het opbouwen van een sociaal netwerk, 24% bij het vinden van een passende opleiding en 21% bij het vinden van werk.

58% geeft aan begeleiding van de gemeente te krijgen of te hebben ontvangen. 47% is

het ermee eens dat deze begeleiding heeft geholpen bij het opdoen van kennis over de

Nederlandse samenleving, voor 67% geldt dat bij het leren van Nederlands, voor 11% bij

het opbouwen van een sociaal netwerk en voor 40% bij het vinden van een opleiding en 38% voor het vinden van werk.

Begeleidende organisaties geven aan dat het huisvesten en begeleiden van hervestigde

vluchtelingen een intensief proces is. Ze zijn gemotiveerd en dankbaar en komen van het ene op het andere moment in een heel andere cultuur. Sommige respondenten ervaren dat hervestigde vluchtelingen minder opleidingsachtergrond en meer medische

problemen hebben dan vluchtelingen die zelfstandig naar Nederland zijn gekomen.

Hier zijn echter geen aanwijzingen voor gevonden op basis van de uitkomsten van de interviews met hervestigde vluchtelingen.

Te grote afhankelijkheid van de begeleidende organisatie wordt door begeleiders als een

risico beschouwd. Als de hervestigde vluchteling zonder Burger Service Nummer (BSN) of verblijfdocument in de gemeente arriveert, heeft dat nadelige gevolgen voor het

aanvragen van voorzieningen. Op initiatief van het COA vindt sinds 2014 direct na

aankomst een inschrijving plaats in Basis Registratie Personen (BRP) in de gemeente Haarlemmermeer. Hierdoor heeft de hervestigde vluchteling maximaal 24 uur na

aankomst in de gemeente een BSN. Het verblijfdocument wordt, als die niet gereed is bij aankomst in Nederland, sinds 2014 toegezonden aan de vluchteling, waardoor het na

ongeveer vijf werkdagen bij de vluchteling is. Daardoor kan de vluchteling voorzieningen aanvragen en: meedoen!

65

— — —

Culturele Oriëntatietrainingen

— — —

66

67

— — —

Geraadpleegde bronnen Literatuur

Barnes, D. , Resettled Refugees’ Attachment to their Original and Subsequent Homelands: Long-term Vietnamese Refugees in Australia, Journal of Refugee Studies, 14, 2001.

Berry, J.W., Immigration, Acculturation and Adaption, Applied Psychology 46, 1997. Borsje, Boris, Een alternatieve integratieparadox, De invloed van verblijfsduur op ervaren

groepsdiscriminatie, gemeten onder de vier grootste niet-westerse vluchtelingengroepen in Nederland, MA-scriptie, Universiteit Utrecht, 2014.

Botman, A, Acculturatiestrategieën van hervestigde vluchtelingen, MA-scriptie Universiteit Utrecht, 2014.

Centraal Bureau voor de Statistiek, Jaarrapport integratie, 2014. Choenarom, C., R.A. Williams en B.M. Hagerty, The Role of Sense of belonging and Social Support on Stress and Depression in Individuals with Depression, Archives of Psychiatric Nursing, 19, 2005.

Dourleijn, Edith en Jaco Dagevos (red.), Vluchtelingengroepen in Nederland, Over de

integratie van Afghaanse, Iraakse, Iraanse en Somalische migranten, Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag, 2011.

Harbers, M.M. en N. Hoeymans (red.), Gezondheid en maatschappelijke participatie Themarapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, 2013.

Houwen, Karolijne van der, Allochtonen en geluk, Centraal Bureau voor de Statistiek, Bevolkingtrends 2014, 2014.

Klever, Dr. J., Allochtonen en vrijwilligerswerk, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Amsterdam, 2005.

Kia-Keating, Maryam en Ellis, Heidi, Belonging and Connection to School in Resettlement: Young Refugees, School Belonging, and Psychosocial Adjustment, University of California, San Diego en Boston University School of Medicine and Boston University, USA, 2007. Leers, G.B.M., Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, Beleidskader hervestiging 2012-2015, kamerbrief 7 februari 2012.

Leers, G.B.M., Minister voor Immigratie en Asiel, directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, kamerbrief 10 januari 2011.

— — —

68

Oosterbaan, A., Vluchtelingen in Nederland hebben meer nodig dan een huis, MA-scriptie, Universiteit Utrecht, 2014.

Ott, Eleanor, The labour market integration of resettled refugees, UNHCR, 2013. VluchtelingenWerk Nederland, Vluchtelingenwerk IntegratieBarometer 2014, een onderzoek naar de integratie van vluchtelingen, 2014.

WODC, Uitgenodigde vluchtelingen, Beleid en maatschappelijke positie in nationaal en internationaal perspectief, 2008.

WODC, Directe plaatsing in gemeenten van hervestigde vluchtelingen, Een onderzoek naar de impact van het gewijzigde beleid, 2013.

Websites

www.statline.cbs.nl Centraal Bureau voor de Statistiek CBS Statline • Beroepsbevolking; geslacht en leeftijd, 14 november 2014.

• Beroepsbevolking; kerncijfers naar geslacht en andere persoonskenmerken 1996 - 2014, 13 februari 2015.

• Sociale contacten en maatschappelijke participatie, 30 juni 2014. • Welzijn; kerncijfers, persoonskenmerken, 24 november 2014.

• Integratie van Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Somaliërs, Polen en Chinezen, 12 december 2012.

• Arbeidsdeelname; kerncijfers(12-uursgrens), 26 februari 2015. www.coa.nl COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers. www.encyclo.nl Nederlandse Encyclopedie.

www.nuffic.nl Nuffic, Internationalising Education. www.rijksoverheid.nl Rijksoverheid.

www.unhcr.org UNHCR The UN Refugee Agency.

www.vrijwilligerswerk.nl Vrijwilligerswerk Nederland.

www.vluchtelingenwerk.nl VluchtelingenWerk Nederland.

69

— — —

Hervestigde vluchtelingen in Nederland

— — —

70

71

— — —

Bijlagen A Studentenlijst Naam

Functie

Universiteit

Begeleider

Anabel Botman

Stagiaire

Universiteit Utrecht

Gerrit Bartus Dielissen

Anne Oosterbaan

Stagiaire

Universiteit Utrecht

Fenella Fleischmann

Femke van der Werf

Stagiaire

Universiteit Utrecht

Fenella Fleischmann

Hoori Tatyosian

Stagiaire

-

-

Rosa Watjer

Interviewer

Universiteit van Amsterdam

-

Sümeyye Ekmekci

Interviewer

Universiteit Leiden

-

Khatera Zamani

Interviewer

Universiteit Utrecht

-

Bente Bergmans

Interviewer

Universiteit Leiden

-

Jasmijn van Holsteijn

Interviewer

Vrije Universiteit Amsterdam

-

Willemijn Bezemer

Interviewer

Universiteit Leiden

-

Lianne van Rooijen

Interviewer

Universiteit van Amsterdam

-

Hans Brammer

Interviewer

Universiteit Utrecht

-

Eva de Lozanne

Interviewer

Universiteit van Amsterdam

-

Rijswijk, april 2014

— — —

72

B Steekproef landen van herkomst Steekproef (N=154)

Populatie (N=2964)

Land

Aantal

Percentage (%)

Aantal

Percentage (%)

Irak

25

16,2

481

16,2

Myanmar

23

14,9

371

12,5

Bhutan

17

11,0

142

4,8

Congo

15

9,7

320

10,8

Eritrea

12

7,8

170

5,7

Burundi

8

5,2

143

4,8

Ethiopië

6

3,9

209

7,1

Soedan

5

3,2

70

2,4

Sri Lanka

5

3,2

70

2,4

Oezbekistan

4

2,6

46

1,6

Colombia

3

1,9

124

4,2

Liberia

3

1,9

85

2,9

Rwanda

3

1,9

38

1,3

Cambodja

3

1,9

24

0,8

China

3

1,9

23

0,8

Iran

2

1,3

64

2,2

Nepal

2

1,3

53

1,8

Somalië

2

1,3

39

1,3

Laos

2

1,3

19

0,6

Ivoorkust

2

1,3

3

0,1

Overig

9

5,4

470

15,9

Totaal

154

100

2964

100

73

— — —

C Participatieplicht en –ontheffing Economische participatie door participatieplichtigen per tijdvak (129 personen, 84% van de respondenten) Tijdvak

 Participatieplicht

Inburgering

Opleiding

Werk

2005 - 2013

129 personen (84%)

30%

19%

23%

2005 - 2007

34 personen (77%)

100%

47%

47%

2008 - 2010

47 personen (81%)

79%

15%

26%

2011 - 2013

48 personen (92%)

92%

1%

4%

Reden geen participatieplicht per tijdvak (25 personen, 16% van de respondenten) Tijdvak

Niet-participatieplichtig

65+

Medische indicatie

2005 - 2013

25 personen (16%)

5%

12%

2005 - 2007

10 personen (23%)

9%

14%

2008 - 2010

11 personen (19%)

7%

14%

2011 - 2013

4 personen (8%)

-

8%

D Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk verricht door 43 van de 154 respondenten

— — —

74

Werkveld

Aantal respondenten

Zorg

9

Recreatief

9

Maatschappelijk

7

Educatief

7

Privaat

6

Overig

5

E Stellingen over de relatie met Nederland Geluk

Ik was tevreden met mijzelf – 79%.

Ik voelde mij goed/zat lekker in mijn vel – 74%.

Ik was tevreden met mijn leven afgelopen week – 69%. Ik was gelukkig afgelopen week – 69%.

Ik genoot en had plezier in het leven – 65%. Acculturatiestress en discriminatie

Ik heb het gevoel dat ik vanwege mijn etnische achtergrond meer mijn best moet doen om dingen te bereiken dan Nederlanders – 80%.

Ik voel mij vaak niet begrepen door mijn Nederlandse taal – 71%.

Ik heb vaak onenigheden met andere mensen uit mijn herkomstland (familie en/of vrienden) over Nederlandse gewoonten – 10%.

Ik heb vaak onenigheden met Nederlanders wanneer ik gewoonten uit mijn herkomstland uitoefen – 8%.

Wanneer ik in een ruimte ben waar ik de enige persoon ben uit mijn herkomstland, voel ik mij vaak anders en alleen – 42%. Oriëntatie op herkomstland

Ik vind het belangrijk om me aan de cultuur van mijn herkomstland te houden – 77%. Ik vind het belangrijk om me aan de normen en waarden van mijn herkomstland te houden – 72%.

Ik voel me verbonden met de samenleving van mijn herkomstland – 68%. Ik doe mee aan tradities van mijn herkomstland – 58% Oriëntatie op Nederland

Ik vind het belangrijk om me aan de Nederlandse cultuur te houden – 86%.

Ik vind het belangrijk om me aan Nederlandse normen en waarden te houden – 91%. Ik voel me verbonden met de Nederlandse samenleving – 70%. Ik doe mee aan Nederlandse tradities – 79% Identificatie met Nederland

Hoe vaak ziet of noemt u zichzelf een Nederlander? – 67%.

Hoe vaak ziet of noemt u zichzelf een ‘herkomstlander’? – 84%. Hoe vaak ziet of noemt u zichzelf een vluchteling? – 46%. Toekomst

Ik wil de rest van mijn leven in Nederland blijven wonen – 77%.

Als de situatie in [het betreffende herkomstland] het toelaat zal ik terugkeren – 25%. Ik wil in de toekomst naar een andere land dan mijn herkomstland migreren – 18%. Thuisgevoel in Nederland

Ik heb het gevoel dat ik gewaardeerd worden binnen de Nederlandse samenleving – 72%. Ik voel me thuis in Nederland – 74%.

Ik voel me verbonden met de Nederlandse samenleving – 70%.

Ik heb het gevoel dat ik goed pas in de Nederlandse samenleving – 75%.

75

— — —

F Toelichting rapportcijfer leven in Nederland Cijfer 0-5: 17 respondenten Minpunten

• Geïsoleerd/weinig vrienden (5) • Geen werk (2)

• Discriminatie (2)

• Taalbarrière maakt leven in Nederland moeilijk (2) • Weg van familie (2)

• Kinderen zijn haar ontnomen vanwege aanraking met drugs (1) • Vertrouwen in Nederlandse overheid kwijt (1)

• Beloftes over leven in Nederland zijn niet uitgekomen (1) • Leven is een sleur (1) Pluspunten

• Veiligheid (4) • Huis (2) • Vrij (2)

• Kinderen betere kansen hier (1)

Cijfer 5.5-10:118 respondenten Minpunten

• Taalbarrière/taalproblemen (18) • Geen werk of opleiding (15)

• Eenzaamheid: familie/vrienden missen (4) • Afhankelijkheid (2) • geen eigen huis (1) • Discriminatie (1)

• Weinig hulp van organisaties (1)

• Niet veel rechten in Nederland (1)

• Nederland is erg materialistisch (1) • Geen eigen bezit (1)

• Alleen wonen is moeilijk (1) Pluspunten

• Veiligheid en vrijheid (46)

• Betere levensstandaard (28) • Kansen voor kinderen (16)

• Goede overheid + hulp van de overheid/COA (15) • Baan (7)

• Opleiding (3)

• Meer kansen (3)

• Veel vrienden (3) • Lekker eten (3)

• Geen uitsluiting/discriminatie (2) • Alles goed geregeld in Nl (2) • Gastvrijheid (1)

• Spreekt Nederlands (1) • Veel privacy (1)

• Zorgeloos leven (1)

• Goed georganiseerd (1)

• Kerk, partner en kinderen zijn hier bij mij (1)

— — —

76

G Geïnterviewde begeleidende instanties Organisatie

Provincie

Werkzaam

Ervaring

( jaren) Gemeente Reimerswaal

Zeeland

15

35 hervestigers / 100 vergunninghouders

Gemeente Staphorst

Overijssel

2

22 hervestigers / 6 vergunninghouders

Gemeente Bloemendaal

Noord-Holland

4

12 hervestigers / 50 vergunninghouders

Gemeente Zaanstad

Noord-Holland

5

onbekend

Gemeente Culemborg

Gelderland

7

15 hervestigers / 14 vergunninghouders

Gemeente Goes en Noord

Zeeland

7

400 vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

Gemeente Hellevoetsluis

Zuid-Holland

11

5 hervestigers

VWN10 Noord Holland

Noord-Holland

10

130 hervestigers / 500 vergunninghouders

VWN Gelderland

Gelderland

2

onbekend

Gemeente Hoorn

Noord-Holland

2

150 vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

Gemeente Streijen

Zuid-Holland

28

17 hervestigers / onbekend maar hoog aantal

Beveland

vergunninghouders Gemeente Rotterdam

Zuid-Holland

4

1200 vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

Gemeente Oldenzaal

Overijssel

2

80 vergunninghouders en een onbekend aantal hervestigers

Gemeente Terneuzen

Zeeland

7

210 hervestigers / 70 vergunninghouders

Meerdere gemeenten Friesland

Friesland

5

Aantal onbekend. Geeft aan dat het er veel zijn. Meer ervaring met vergunninghouders dan met hervestigers.

Organisatie Cares

Overijssel

15

15 hervestigers / 74 vergunninghouders

VWN Walcheren

Zeeland

5

8 hervestigers / 100 vergunninghouders

VWN Gelderland

Gelderland

8

5 hervestigers / 43 vergunninghouders

VWN Oost-Nederland Harderwijk

Gelderland

15

Honderden vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

VWN Limburg

Limburg

5

60 hervestigers / 60 vergunninghouders

VWN Overijssel

Overijssel

13

20 hervestigers / 10 vergunninghouders

Humanitas – Groningen

Groningen

15

80 hervestigers / 750 vergunninghouders

VWN Limburg

Limburg

3

2 hervestigers / 100 vergunninghouders

Stichting Palet Overijssel

Overijssel

7

500 vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

Surplus welzijn Oosterhout

Groningen

1

9 hervestigers / 80 vergunninghouders

UAF

Landelijk

4

200 vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

VWN Gelderland

Gelderland

19

25 hervestigers / veel vergunninghouders

VWN Oost-Nederland-Gelderland

Gelderland

16

100 hervestigers

VWN Zeeland

Zeeland

6

60 hervestigers

Gemeente Sittard

Limburg

4

35 vluchtelingen in totaal, verdeling onbekend

77

— — —

Figuur Geïnterviewde begeleidende instanties

1 St. Humanitas 1 Organisatie Cares 1 UAF

1 St. Palet

1 4 Gemeenten 1 2 VWN

— — —

78

H Afkortingenoverzicht ATCR

Annual Tripartite Consultations on Resettlement

azc

asielzoekerscentrum

BMA

Bureau Medische Advisering

BRP

Basis Registratie Personen

BSN

Burger Service Nummer

BTO

bewonerstevredenheidsonderzoek

BVV

Basis Voorziening Vreemdelingen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

COA

Centraal Orgaan opvang asielzoekers

CO-trainingen

Culturele Oriëntatie-trainingen

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EVF

Europees Vluchtelingenfonds

hv

hervestigde vluchtelingen

GGD

Geneeskundige en Gezondheidsdienst

IBIS

Integraal Bewoners Informatie Systeem

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

ISK

Internationale Schakelklas

KNS

Kennis Nederlandse Samenleving

NLCO

Culturele Oriëntatie-trainingen via IOM

NT2

Nederlands als tweede taal

SCP

Sociaal Cultureel Planbureau

TVcN

Tolk- en Vertaalcentrum Nederland

UAF

Stichting voor Vluchtelingstudenten

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees, Vluchtelingenorganisatie

VP

Vreemdelingenpolitie

VWN

VluchtelingenWerk Nederland

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

van de Verenigde Naties

79

— — —

— — —

80

Het project is medegefinancierd door het Europees Vluchtelingenfonds.

EVF: Ruimte voor innovatieve projecten